Door Theo Witte
Ik sluit me van harte aan bij de oproep van Frank Willaert voor meer samenwerking en overleg binnen de neerlandistiek om op die manier het vak weer de plaats te geven die het verdient, en wil daar enkele concrete voorstellen aan toevoegen.
- Permanente ondersteuning van docenten in het onderwijs
Alle docenten Nederlands zouden zich bij de neerlandistiek thuis moeten kunnen voelen, de ‘alma mater’ van hun vak. De universitaire neerlandici zouden zich wel wat meer mogen realiseren dat de wortels van hun vak bij het curriculum en de docenten Nederlands in het voortgezet onderwijs liggen. Gedurende mijn loopbaan als vakdidacticus aan de Rijksuniversiteit Groningen heb ik veel docenten de lerarenopleiding zien verlaten met grote vakinhoudelijke en vakdidactische handicaps. Na hun opleiding moeten deze docenten zelf maar zien hoe ze deze lacunes opvullen. In de schoolpraktijk kampen ze met een hoge werkdruk en staan ze er vaak alleen voor met als gevolg dat ze zich vastklampen aan het schoolboek en zich snel aanpassen (of ontslag nemen). Dit is vermoedelijk een van de redenen dat veel docenten zich hebben afgewend van de neerlandistiek en vakdidactiek: wat heb je nog aan de universiteit of hogeschool als je voor de klas staat?
Het schoolvak Nederlands heeft een vakgemeenschap nodig die zich medeverantwoordelijk voelt voor de kwaliteit van het onderwijs en zich publiekelijk engageert met maatschappelijke uitdagingen zoals het terugdringen van de laaggeletterdheid en ontlezing. De universitaire neerlandistiek zou in samenwerking met vakdidactici en de sectie Nederlands van Levende Talen een gezamenlijk en samenhangend programma van videocolleges en e-cursussen kunnen maken waarmee docenten zich kunnen bijscholen en voeden op het moment dat het hun uitkomt. Een inspirerend voorbeeld is het veel geprezen Vlaamse project MOOC Middelnederlands.
2. Gezamenlijke regie
Sinds de publicatie van het Manifest Nederlands op school van het Meesterschapsteam Nederlands in 2016, zien we gelukkig allerlei initiatieven om de banden tussen de Universitaire Neerlandistiek en het schoolvak Nederlands aan te halen. Voor docenten is er de ‘Nieuwsbrief Neerlandistiek in de klas’ en een ruim aanbod van studiedagen. Voor leerlingen zijn er ‘Kennisclips’ en de website ‘LitLab’ waarmee ze kennis kunnen maken met letterkundig onderzoek. Ook is het verheugend dat jonge letterkundigen zich beginnen te roeren en docenten en leerlingen proberen te bereiken met hun werk, zoals met de inspirerende bundel ‘Woorden temmen’. Eerder waren er al universitaire initiatieven om het onderwijs te voorzien van didactische hulpmiddelen, zoals ‘de Taalcanon’, de succesvolle reeks ‘Tekst in Context’ en de website ‘literatuur-geschiedenis.nl’. Met deze leermiddelen wordt de neerlandistiek voor leerlingen en docenten op school beter zichtbaar.
Een probleem bij al deze initiatieven is echter dat er geen enkele regie is bij de universiteiten en evenmin tussen de disciplines taalkunde, taalbeheersing en letterkunde. Een sterke en hechte vakgemeenschap waarin docenten, vakdidactici en universitaire neerlandici samenwerken (en dus geen ruzie maken!), zou hierin verandering kunnen en moeten brengen. Die vakgemeenschap moet zo sterk zijn dat bij de herziening van curricula en examens instituten als de SLO en het Cito niet om ‘ons’ heen kunnen en willen.
Een ander probleem is het onderhoud en eigenaarschap van didactische hulpmiddelen die universiteiten hebben mee ontwikkeld. Zo biedt de populaire website literatuurgeschiedenis.nl sinds 2001 een interessante en praktisch bruikbare ’etalage’ van de historische letterkunde. Maar wie deze winkel bezoekt, ziet dat de winkeleigenaar lang geleden is vertrokken en dat er niemand op de winkel past. Met als gevolg dat deze mooie website is verouderd, en docenten en leerlingen op den duur hun belangstelling voor deze site zullen gaan verliezen. ‘Literatuurgeschiedenis.nl’ dient een publieke zaak, heeft groot onderhoud nodig en zou regelmatig moeten worden geactualiseerd. Nu de ‘Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur’ vanaf het begin tot 2005 compleet is, is het moment van valorisatie gekomen. Ook hierbij zou de beoogde vakgemeenschap (met steun van de Taalunie?), de regie kunnen nemen om literatuurgeschiedenis.nl te renoveren en voor het onderwijs aantrekkelijk te houden.
3. Wetenschappelijk publiekcontact
Tot slot kan de universitaire neerlandistiek zich de les van de theoretisch natuurkundige Vincent Icke ter harte nemen. De wetenschap steunt volgens hem op drie zuilen: wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijk onderwijs en in deze tijd vooral wetenschappelijk publiekcontact. Het is deze derde zuil waar voor de neerlandistiek nog veel valt te winnen (en in het onderwijs veel valt halen). Welke neerlandici met zowel kennis van het schoolvak Nederlands als de universitaire neerlandistiek kunnen we naar voren schuiven in het publieke debat over onze taal en cultuur?
Gert Rijlaarsdam zegt
Zeker, het schoolvak heeft een gemeenschap nodig. Een schoolvakgemeenschap. Levende Talen Nederlands is de club met 1400 leden die sinds jaar en dag, soms met meer succes, soms met minder, de verbindingen tussen de onderwijspraktijk en vakdidactisch onderzoek te leggen. Het huidige bestuur bestaat uit docenten vmbo, havo-vwo, hbo en hoogleraren taalbeheersing en vakdidactiek. Het beleidsplan dat op de jaarvergadering van 6 april wordt voorgelegd aan de leden, besteedt veel aandacht aan die verbindingen, onder andere via de Werkgroep Onderzoek en Didactiek. Een ander beleidspunt is het organiseren van post-academische cursussen, met vakinhoudelijke en vakdidactische invalshoeken. Dus wees welkom, al diegenen die willen bijdragen aan de kwaliteit van het onderwijs en het onderzoek Nederlands. We kunnen handjesen hersens gebruiken. Lid worden kan heel eenvoudig.
Jan Stroop zegt
Leuke foto hierboven: De 3e klas bij meester L. van Ginderen op 4 juli 1947, Sint Willibrordusschool te Heerle ((H)èrel, N.Br.) in de middelste rij, tweede bank: rechter persoontje: Jan Stroop.