Door Henk Wolf
Vroeger hoorde ik in Friesland vaak het woord hoofdzaak gebruikt worden waar je ook ‘hoofdzakelijk’ of ‘in hoofdzaak’ kunt zeggen, als bijwoord dus. Dat gebeurde in elk geval in het Fries en ik vermoed ook in het Nederlands, maar helemaal zeker ben ik daar niet van. Nu lijkt dat gebruik grotendeels verdwenen.
Het gaat om het gebruik zoals in de volgende zinnen:
Se ferkeapje dêr hoofdsaak boeken. (Fries)
Ze verkopen daar hoofdzaak boeken. (Nederlands)
In de Nederlandse woordenboeken vind ik geen vermelding van dit gebruik van hoofdzaak, maar in het Woordenboek der Friese Taal staat hoofdsaak wel genoemd in de bedoelde betekenis. Het lemma is hier te vinden: link.
Voor ‘hoofd’ als lichaamsdeel wordt in het moderne Fries uitsluitend het woord holle gebruikt. Het oude synoniem haad komt in die betekenis alleen nog in een paar kleine, perifere dialecten voor. In overdrachtelijke zin bestaat dat haad echter nog wel, bijvoorbeeld in haad fan ‘e skoalle (‘hoofd der school’) en haadsaak (‘hoofdzaak’). In die betekenissen concurreert het met het Nederlandse leenwoord hoofd (hoofd fan ‘e skoalle, hoofdsaak).
Ik vraag me af of hoofdzaak alleen in Friesland de overstap van zelfstandig naamwoord naar bijwoord heeft gemaakt. Mochten er elders mensen zijn die het kennen, in het Nederlands of in een streektaal, dan hoor ik dat graag.
Mient Adema zegt
Ik ken het gebruik van “hoofdzaak” nu en in het verleden in het Nederlands niet als bijwoord. Je zou bovengenoemde zin wel kunnen bezigen in de vorm van “Ze verkopen daar (hoofdzaak!) boeken”, maar dat is een gekunstelde, geforceerde stijl die aangeeft dat je een tussenopmerking maakt.
Dat het Nederlandse bijwoord “hoofdzakelijk” vroeger in het Fries met “hoofdsaak” werd uitgedrukt (en kennelijk alleen in die betekenis, niet in een andere) doet de vraag rijzen of de Fries dat nu hoofdzakelijk (!) met dezelfde term of met een synoniem of in een andere vorm uitdrukt. Blijkbaar het laatste.
Nu kunt u mij vragen waarom ik dat niet gewoon even opzoek, maar ik doe dat met dezelfde insteek als u: nieuwsgierig naar iets wat ik niet weet en ook niet zonder meer kan aanvoelen.. 🙂
Henk Wolf zegt
Een paar mogelijkheden zijn: ‘yn hoofdsaak’, ‘yn haadsaak’, ‘benammen’, ‘fral’, ‘foaral’, ‘almeast’.
Mient Adema zegt
Dank. Dat betekent dat er dus zo’n 7 tot pakweg 10 mogelijkheden zijn om uit te drukken dat je in die winkel een assortiment aantreft dat voor meer dan 50% uit boeken bestaat. Hoofdsaak is daar een van en dat woord heeft als enige geen bijwoordvorm maar een substantiefvorm.
Het verschijnsel doet me het meest denken aan een woord als “standaard” dat in het Nederlands naar mijn mening dezelfde bokkesprong maakt als hoofdsaak in het Fries. Alleen is het Nederlandse “standaard” als bijwoord gangbaarder dan eventuele synoniemen.
Maar wellicht zijn er anderen die wat concreter op uw vraag kunnen terugkomen. Waarschijnlijk is het aantal voorbeelden van het verschijnsel zeer beperkt
Peter-Arno Coppen zegt
Jij concludeert nu meteen dat ‘hoofdzaak’ een bijwoord is geworden omdat je het als bijwoordelijke bepaling kunt gebruiken. Maar je zou het natuurlijk ook als een zelfstandig naamwoord kunnen blijven zien. Het komt vaker voor dat zelfstandignaamwoordgroepen bijwoordelijk gebruikt worden, met name in tijdsbepalingen (‘elke dag’) en soms betreft het dan ook maar een woord (‘weken heb ik gewacht’). Zou je zo’n woord dan ook meteen als bijwoord benoemen?
Gezien het feit dat de oorsprong gelegen kan zijn in een reductie van ‘in hoofdzaak’ (dat natuurlijk ook Standaardnederlands is), zie ik niet meteen een woordsoortovergang.
Mient Adema zegt
Leuke tegenvraag, waar zeker iets in zit. Voorlopig zou ik zeggen dat er een verschil bestaat tussen “elke dag” / “weken” enerzijds en “hoofdzaak” anderzijds, omdat bij die tijdsbepalingen het voorzetsel lijkt weggelaten dat vaak voor die bijwoordelijke bepalingen nogal kenmerkend is (op elke dag, gedurende elke dag, gedurende weken), terwijl dat “hoofdzaak” een beetje uit de lucht komt vallen. Het voorzetsel “in” weglaten, waarom zou je dat doen?
En ja, dag, week, hoofdzaak, het zijn allemaal zelfstandige naamwoorden en dat blijven het. Maar bij “ik maak hoofdzaak onzinopmerkingen” licht bij mij toch echt de bijwoordlamp op. Taalkundig is het een substantief en geen bijwoord, redekundig allen bijwoordelijke bepaling.
Maar nu wordt het gevaarlijk, ik scheer me weg.
DirkJan zegt
Ik ben hier heel slecht in, maar doe toch een duit in het zakje. Je hebt dus de zin:
‘Ze verkopen daar hoofdzaak boeken.’
Dan is hoofdzaak een bijwoord, maar je kan ook lezen:
‘Ze verkopen daar in de hoofdzaak boeken.’
Dan blijft het toch een zelfstandig naamwoord
Maar je hebt naast ‘in hoofdzaak’ ook ‘in dubio’ en dan is dubio een bijwoord. Dus … ???
Henk Wolf zegt
Het is natuurlijk een beetje een kwestie van definitie en uiteraard vindt een eventueel bijwoord ‘hoofdzaak’ historisch z’n oorsprong in het homonieme zelfstandig naamwoord, maar synchroon is volgens mij niet te verdedigen dat het hier genoemde ‘hoofdzaak’ nog steeds een zelfstandig naamwoord is.
Zou dat zo zijn, dan zou je verwachten dat het zich als telbaar zelfstandig naamwoord gedroeg en bijvoorbeeld een verplichte determineerder bij zich had en/of in het meervoud gezet kon worden en/of een bijvoeglijke bepaling bij zich kon nemen. Dat kan allemaal niet. Het gedraagt zich in de besproken constructie precies zoals de onverdachte bijwoorden ‘vooral’, ‘voornamelijk’, ‘hoofdzakelijk’ enz.
Het als bijwoordelijke bepaling gebruikte ‘weken’ kan al die zelfstandignaamwoorddingen wel (‘drie weken’, ‘lange weken’, ‘weken en dagen’, ‘een week’, ‘heel wat weekjes’, ‘weken met lange nachten’) en dat is daarmee vrij eenduidig als zelfstandig naamwoord te herkennen.
Bij woordgroepen als ‘met name’ en ‘bijvoorbeeld’ kan ik me voorstellen dat je geen criterium hebt om ze eenduidig als bijwoord of als (versteende) voorzetselgroep te benoemen, maar bij het hier genoemde ‘hoofdzaak’ lijkt het me redelijk evident. Of zie jij een benoemingscriterium dat ik over het hoofd heb gezien?
Mient Adema zegt
In de bewuste zin gedraagt “hoofdzaak” zich inderdaad puur als bijwoord en niet als zelfstandignaamwoord (school-Wolf). Uit die theorie kun je afleiden dat het zelfstandignaamwoord er een broertje of zusje bij heeft gekregen, hetgeen dan weer de (primaire) vraag oproept of zo’n verschijnsel wel vaker voorkomt. Wisseling van benoeming? Daar begon ’t mee. Uiteindelijk zou je er in theorie op uit kunnen komen dat de oorspronkelijke funktie geheel verdwijnt en dat “hoofdzaak” nog slechts een bijwoord is. Men is dan al zo ver dat men niet meer weet wat de hoofdzaak is.
Je kunt ook redeneren (school-Coppen) dat “hoofdzaak” gewoon een zelfstandignaamwoord is en dat een niet-zelfstandig gebruik daarvan het karakter van dat woord nog niet behoeft aan te tasten. Je manier van praten (zoals in genoemde zin) zorgt er alleen voor dat de benoemingen wat makkelijk door elkaar worden gehusseld. Maar ga dan de funktie niet analyseren, maar het woord als zodanig.
Is “door” in de zin “ik heb je door” een voorzetsel, een (verkort vervoegd) werkwoord, een bijwoord of iets anders? We hebben het over woordsoorten, woorden los uit de omgeving getrokken en geen verband houdende met zinsverbanden, We zoeken een naam voor een woord en doen dat in zijn meest oorspronkelijke vorm. En zo is “door” naar mijn mening een voorzetsel en niets anders, ook al zou je er een betekenisomschrijving tegenaan kunnen gooien die andere benoemingen rechtvaardigt.
Bij “in dubio” zou ik zeggen voorzetsel +substantief.
Bij “bijvoorbeeld” zou ik zeggen bijwoord.
Bij “in de hoofdzaak” zou ik zeggen voorzetsel + lidwoord + substantief.
Woordgroepen horen eerder in een redekundige ontleding thuis dan in een taalkundige. Het gaat daar immers steeds om meer dan één woord.
Leuk allemaal, maar wat we wilden weten was of het bijwoordelijk gebruik van “hoofdzaak” misschien vaker voorkwam. En dan kan je soms nog interessantere voorstations passeren.