Door Janneke Weijermars
Het vakgebied van de neerlandistiek staat in bloei: mijn collega Frank Willaert wees in zijn stuk ‘De neerlandistiek is helemaal niet in crisis’ al op een reeks indrukwekkende projecten die neerlandici recentelijk hebben afgeleverd en die buitengewoon bruikbaar zijn in het middelbaar onderwijs.
Buiten de grenzen van het Nederlands taalgebied volgen maar liefst 14.000 studenten een academische opleiding Nederlandse taal en cultuur. Maar ook zijn er inderdaad zorgen over het (academisch) onderwijs in de moedertaal.
Volgen we de op marktwerking gebaseerde uitgangspunten van de VU-decaan, dan kunnen we ondertussen stellen dat onze huidige studenten Nederlands een opleiding volgen met baangarantie. Sterker: stel dat alle studenten zouden kiezen voor het leraarschap, dan is er nog steeds een tekort aan goede, eerstegraads bevoegde docenten Nederlands.
Dat raakt de kwaliteit van ons onderwijs in de volle breedte. Minstens net zo belangrijk is het maatschappelijk belang van culturele geletterdheid en belezenheid in onze samenleving.
Die belezenheid is geen doel op zich, maar stimuleert het kritisch denken en het inlevingsvermogen. Komende week rond ik met mijn tweedejaarsstudenten een van de literatuurhistorische cursussen uit ons curriculum af, waarin we verschillende teksten uit de negentiende eeuw op de snijtafel hebben gelegd.
Die literatuur blijkt springlevend: in de week van het grote klimaatprotest in Amsterdam lazen we de ecologische poëzie van Guido Gezelle. De boodschap van zijn gedicht De Mandelbeke, over de mens die uit winstbejag het natuurlijke evenwicht verstoort (’t Mandelwater schiet nu vuil / door den watermolenkuil. / Niet een vogel komt er kwelen, / niet een ande ’n komt er spelen’), heeft helemaal niets aan urgentie ingeboet.
De witte hadji uit De stille kracht van Couperus, die de Nederlandse familie Van Oudijk in Indië in de nachten een onbehaaglijk en unheimisch gevoel geeft, lokte tijdens college een discussie uit over islamofobie en de kracht van stereotypering.
Afgelopen woensdag spraken we over Leopolds poëzie, waarin thema’s van vervreemding en de moeizame verhouding tussen het individu en de wereld centraal staan. Heel herkenbaar, vonden de studenten, omdat zij voortdurend laveren tussen de digitale, artificiële wereld en het echte leven.
Kort gezegd: we hebben helemaal geen tijd voor gelaten praatjes, maar er is werk aan de winkel om al die schatten uit de Nederlandstalige literatuur bij onze scholieren en studenten onder de aandacht te brengen.
Of om met de woorden van Gezelle te spreken: ‘Dat hopen, dat begeren wij: / dat zeggen en dat zweren wij: / zoo lange als wij ons weren, wij: / ’t en zal, ’t en zal, / ’t en zal!’
Een langere versie van dit stuk verscheen gisteren in Ukrant.
Laat een reactie achter