Jeugdverhalen over Joden (31)
Door Ewoud Sanders
Herkomst en drukgeschiedenis
Sophia Claymore bevat de vertaling van het hoofdstuk uit Sheer off, a Tale, een boek dat Charlotte Maria Tucker (1821-1893) schreef onder het pseudoniem A.L.O.E. (‘A Lady Of England’). Het gaat om het hoofdstuk ‘The Blind Maiden’. De eerste editie van Sheer off verscheen in 1868.
Tucker was een bekende en zeer productieve auteur: zij schreef ruim 150 jeugdboeken en talloze bijdragen aan jeugdbladen. Zij groeide in weelde op in Londen – haar vader zat in het bestuur van de British East India Company. Tucker kreeg een seculiere opvoeding maar leefde als volwassene als een toegewijde christen. Tijdgenoten bekritiseerden het sterk moraliserende karakter van haar geschriften, maar onder zendelingen waren ze geliefd. Tucker deed zelf ook aan zendingswerk: eerst in Londen (onder meer in Marylebone, een achterbuurt in Londen) en later in India. Zij was financieel onafhankelijk; alle opbrengsten van haar boeken schonk zij aan goede doelen en aan zendingswerk.
Sophia Claymore verscheen in 1895 bij uitgeverij Milborn in Nijmegen en beleefde één druk. Het werd uit het Engels vertaald door Albregt van Os. In 1905 werd het verhaal in vier afleveringen afgedrukt in De Grondwet, een Nederlandstalige krant die werd uitgegeven in de stad Holland in de Amerikaanse staat Michigan.
Samenvatting
In dit boekje volgen we een korte, dramatische episode uit het leven van Sophia Claymore. Sophia is geadopteerd door de ‘edelmoedige jood’ Benjamin Izaaks.
Over haar achtergrond krijgen we het volgende te horen. Sophia is in betrekkelijke weelde opgegroeid en dit had haar materialistisch gemaakt. ‘Een schitterend lint, een opzichtig koralensnoer, een “uitvluchtje” op Zondag, of eene danspartij was voor haar zondig hart meer dan al de waarheden vervat in den Bijbel.’
Maar het noodlot had toegeslagen. Haar ouders waren gestorven, Sophia was ‘stekeblind’ en straatarm geworden en geregeld heeft zij ‘vreeselijke pijn’ als gevolg van reumatiek. Bovenal heeft Sophia ‘eene gewonde ziel’. ‘Zij bezat niet de kalmte en de rust van dat liefhebbend geloof dat zoo dikwijls Gods kinderen in beproevingen vroolijk doet zijn. Zij was zeer ongeduldig onder hare moeielijkheden al wist zij het maar al te goed dat zij die voor een deel aan zich zelve had te wijten.’
Benjamin Izaaks, haar adoptievader, is diamantbewerker. Hij is weduwnaar en heeft een zoon van een jaar of tien, Benoni. Drie jaar geleden hebben Benjamin en Benoni zich tot het christendom bekeerd, zij zijn ‘christenen uit Israel’ geworden. Sindsdien heeft ook in hun leven het noodlot toegeslagen. Benjamin kan geen werk meer vinden en zij zitten aan de grond. Zij wonen in Marylebone in Londen, kunnen de huur niet meer betalen en hebben nauwelijks geld om eten te kopen.
De jonge Benoni (‘die Joodsche trekken had en zeer armoedig gekleed was’) is echter vol vertrouwen. ‘Wij moeten ons’, zegt hij tegen de klagende Sophia, ‘door den goeden Heer bij de hand laten vatten en dan niet terugdeinzen of vrees gevoelen. Hij ziet, weet gij, al kunnen wij het niet zien, wat de beste weg is om ons voort te leiden.’
Benjamin biedt zijn oude werkgever, de joodse juwelier Elkana da Costa, aan om voor de helft van zijn oorspronkelijke salaris voor hem te komen werken, maar Elkana wijst hem spottend de deur: ‘“Ik zie u, Benjamin Izaaks, nu niet in de synagoge,” teemde hij; hij die minder om den godsdienst, Joodsche of Christelijke, geeft dan om den kleinsten korrel gouds.’
Ook Benjamins neef Ruben, houder van een pandjeshuis, weigert om de wanhopige diamantbewerker te helpen. Ruben wil Benjamin zelfs geen hand geven en sist: ‘Draaibord [draaikont; ES], hond van een christen!’
Benjamin, Sophia en Benoni zitten volledig aan de grond. Van het laatste geld dat Benoni als straatverkoper weet te verdienen, koopt hij ‘brood en heerlijk spek’.
Elders in Engeland, in het dorp waar Sophia is opgegroeid, ziet een oude vriendin van haar in The Times bij toeval een advertentie waarin nazaten worden gezocht in verband met een erfenis. De vriendin herkent de naam van een tante van Sophia. De schoolmeester uit Sophia’s dorp komt naar Londen om Sophia, Benjamin en Benoni te zoeken, maar krijgt van de kwaadaardige Ruben te horen dat zij een week eerder naar Australië zijn geëmigreerd.
Bij toeval komt de schoolmeester het drietal de volgende dag op straat tegen, net als zij uit de kerk komen. Sophia krijgt de erfenis die zij (in ‘liefde en vertrouwen’, de ondertitel van dit verhaal) door pleegvader Benjamin laat beheren. ‘Zoo kwam er dan een einde aan den langen strijd tegen de armoede, welke Benjamin Izaaks had moeten voeren. Van dien tijd af was hij even voorspoedig in zijne zaken als dat hij vroeger ongelukkig was geweest. (…) Het blinde meisje kreeg nooit haar lichamelijk gezicht terug, maar de duisternis was uit hare ziel geweken. Zij had geleerd zich te verblijden in den Heer en vol hoop en vertrouwen den dag te verbeiden waarop alle wolken van smart en alle nevels van twijfel voor goed zullen worden weggevaagd.’
Doelgroep en receptie
Sophia Claymore was bestemd voor kinderen op de zondagsschool. Van dit boek heb ik geen besprekingen gevonden.
Laat een reactie achter