Door Roland de Bonth
Vrijdagochtend heb ik een vast ritueel. Bij het openen van mijn inbox tref ik dan namelijk een mail aan van Beter Spellen met de mededeling dat de nieuwe test klaar staat. In een paar minuten tijd beantwoord ik dan twintig multiple choice-vragen over spelling.
Beter Spellen is een populaire website. Op de dag dat ik deze bijdrage schrijf, telt de site maar liefst 153.651 actieve gebruikers. En omdat Beter Spellen op 22 november 2018 voor de zevende keer op rij is uitgeroepen tot populairste educatieve website, hebben vast veel van die gebruikers hun stem daarop uitgebracht.
Dat is terecht, want Beter Spellen biedt de deelnemers een aantrekkelijke manier om zich de spellingregels en de spelling van moeilijke woorden eigen te maken. Iedereen kan op zijn eigen niveau meedoen. Je kunt kiezen uit niveau 1F (eind primair onderwijs), 2F (eind vmbo, eind mbo-2 en mbo-3) of 3F (eind havo, eind mbo-4). Dat er geen apart niveau 4F (eind vwo) is, lijkt op het eerste gezicht vreemd. Sla je het Referentiekader Taal en Rekenen er op na, dan wordt dat duidelijk. Bij het onderdeel spelling – op bladzijde 20 – kun je zien dat aan geen enkele van de vijf onderscheiden categorieën (alfabetisch, orthografisch, morfologisch, morfologisch met gebruikmaking van syntactische kennis en logografisch) niveau 4F is toegekend.
Een sterk punt van Beter Spellen is dat je na het verzenden van de antwoorden direct een scorebalk te zien krijgt waarop staat hoeveel procent van de opgaven je correct hebt beantwoord. Bij elke opgave staat zowel het door jou ingevoerde antwoord als het juiste antwoord. Ook geeft de website per vraag uitleg over de bewuste spellingkwestie. Met deze feedback kan een gebruiker zijn voordeel doen bij toekomstige, vergelijkbare gevallen.
Door de knop ‘scoreverloop’ in het menu ‘Dagelijkse test’ aan te klikken krijg je een grafiek te zien met in groene staven de door jou behaalde scores en in grijze de gemiddelde scores van alle deelnemers op dat niveau. Klik je in dat overzicht op een grijze balk dan zie je per opgave hoe goed anderen die hebben ingevuld. Je zou denken dat niveau 3F voor een academisch geschoolde neerlandicus een eitje is, maar dat blijkt niet zo te zijn. Uiteraard is het mijn streven om alle 20 opgaven in een week goed te hebben, maar elke week is er wel een opgave bij die mij van een honderd procent score afhoudt. Tot nu toe ben ik er pas één keer in geslaagd om zes weken achtereen foutloos te presteren.
Vaste uitdrukkingen
Elke donderdag is er een opgave gewijd aan vaste uitdrukkingen. Ik heb die van de maand februari er nog eens op nageslagen. Op 7 februari was dat in groten getale – de meerderheid van de deelnemers koos voor in grote getalen; op 14 februari bij tijd en wijle – een ruime meerderheid koos voor deze correcte vorm, eenderde meende dat bij tijd en wijlen juist was; op 21 februari kwam ten langen leste langs – iets meer dan de helft van de deelnemers had deze opgave goed, rond de 30% procent koos te langen leste; op 28 februari was het de beurt aan van goeden huize – tweederde had dit juist, ongeveer eenderde koos voor van goede huizen.
Als feedback bij deze vier opgaven wordt gezegd dat het om vaste uitdrukkingen gaat. Voor een toelichting verwijst men naar een pagina met de kop ‘Weetwoorden | te allen tijde’. In de introductie op de lange lijst met uitdrukkingen die daar te vinden is, lezen we dat sommige woordgroepen altijd op één vaste manier geschreven worden, waarna wordt uitgelegd hoe dat komt:
“Aan het begin van de vorige eeuw had onze taal naamvallen, zoals het Duits nu nog heeft. Daardoor kreeg een woord soms een bijzondere toevoeging aan het eind, afhankelijk van het geslacht van het woord en de functie van het woord in de zin.”
Het verklaart weliswaar het bestaan van de vaste uitdrukkingen, maar tot het correct leren spellen ervan leidt dit niet. Biedt de daaropvolgende paragraaf ‘Naamvalsuitgang verplaatst naar tweede woord’ wel meer inzicht in de structuur van die uitdrukkingen?
“Die naamvalsuitgang staat meestal op maar één plaats in de groep woorden. Als er een bijvoeglijk of bezittelijk voornaamwoord wordt tussengevoegd, verhuist in veel gevallen de naamvalsuitgang naar dat woord. Kijk maar naar deze voorbeelden:
- in uw belang
- in u beider belang
- ten kantore van
- te mijnen kantore
- ten nadele van
- te zijnen nadele
- ter informatie
- te onzer informatie
Of de naamvalsuitgang een s, een r of een n is, heeft te maken met welke naamval het is en het geslacht van het woord. Dat is in het tegenwoordige Nederlands niet zo goed meer te beredeneren, maar in de voorbeelden hierboven zie je bijvoorbeeld dat ’ter’ wordt gebruikt bij een de-woord (de informatie) en ’ten’ bij een het-woord (het kantoor, het nadeel).”
Om een aantal redenen vind ik de mededeling dat de naamsvalsuitgang wordt verplaatst als er een bijvoeglijk naamwoord of bezittelijk voornaamwoord wordt tussengevoegd, niet zo gelukkig. Kijk maar eens naar de gegeven voorbeelden. Moeten we de w van het bezittelijk voornaamwoord van de tweede persoon uw beschouwen als een naamvalsuitgang bij het persoonlijk voornaamwoord u? En dan te mijnen kantore en ten kantore van. In de eerste uitdrukking krijgt het bezittelijk voornaamwoord mijn onder invloed van het voorzetsel te de naamvalsuitgang –en: mijnen. In de tweede uitdrukking bestaat ten uit het voorzetsel te dat ervoor zorgt dat het lidwoord de verandert in de datief-vorm den. Van een verplaatsing is geen sprake: onder invloed van het voorzetsel te krijgt het daaropvolgende woord een naamvalsuitgang. Waar in de uitleg overigens geheel aan voorbijgegaan wordt, is dat ook kantore en nadele een naamvalsuitgang hebben ontvangen.
Over vaste uitdrukkingen kan men beter de website van de Taaladviesdienst van Onze Taal raadplegen. Nummer 4 in de lijst met populaire taaladviezen gaat over ‘staande uitdrukkingen’ – en ook hier wordt te allen tijde als aansprekend voorbeeld genomen. Regels om te bepalen welke vorm de juiste is, zijn volgens de adviseurs eigenlijk niet te geven. Wel geven zij twee heldere vuistregels die in een aantal veel voorkomende gevallen helpend zijn:
- Ter hoort bij vrouwelijke woorden, ten bij mannelijke. Bij sommige woorden komt echter variatie voor; het woord tijd kon vroeger ook vrouwelijk zijn, maar tegenwoordig is het uitsluitend mannelijk. Daardoor bestaan naast elkaar ten tijde van en in de loop der tijd.
- Ten/ter is een samentrekking van het voorzetsel te of tot en het verbogen lidwoord den/der. Ter of ten is alleen juist als het vervangen kan worden door de of het: ter waarde van (omdat de waarde van ook kan), maar te uwen kantore (want het uwen kantore/kantoor kan niet).
Voor werkelijk in de geschiedenis van de taal geïnteresseerde leerling, zullen echter ook deze vuistregels onbevredigend zijn. Wie een goed beeld wil krijgen van vaste/staande uitdrukkingen, kan het best te rade gaan bij de papieren versie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (of de e-ANS). Informatie over oude naamvalsvormen van de lidwoorden (deel 1, pp. 187-188) en over genitief- en datiefvormen van het zelfstandig naamwoord (deel 1, pp. 163-164) en die van het bijvoeglijk naamwoord (deel 1, p. 413) is daarin te vinden. Als je begrijpt hoe de – wat wij nu noemen – vaste uitdrukkingen zijn ontstaan, kun je met de nodige kennis van naamvallen en geslachten zelf de juiste schrijfwijze beredeneren of althans minder moeite hebben met het memoriseren van deze ‘weetwoorden’.
Beter Spellen in de klas
Ondanks deze kleine kanttekening ben ik een groot fan van Beter Spellen. Mijn enthousiasme voor deze website – ook beschikbaar als app – heb ik trachten over te brengen op mijn leerlingen: je maakt slechts vier opgaven per dag, je krijgt direct te horen of je antwoorden goed of fout zijn, je krijgt (uitgebreide) feedback per opgave en je kunt je vorderingen over de laatste zes weken zien in je scoreverloop. Ik liet hen tijdens de les Nederlands zich aanmelden met hun e-mailadres, onder de verzekering dat dit niet tot spam zou leiden. Een tijdlang ging dit goed: dagelijks maakten de leerlingen hun opgaven. Dat zij hun scores onderling konden vergelijken, voegde een stimulerend competitief element toe.
Maar het nieuwtje was er na verloop van tijd af en gaandeweg kwam de klad erin. Misschien was het naïef om te denken dat leerlingen uit zichzelf de spelling van het Nederlands in hun vingers wilden krijgen. Even heb ik overwogen de leerlingen om de zoveel tijd hun resultaten aan mij te laten zien of door te geven. Daar heb ik van afgezien: leerlingen zullen de meerkeuzevragen dan zonder aandacht – of gedachteloos – invullen om maar een overzicht van gemaakte opgaven te kunnen tonen.
Bijkomend probleem was dat leerlingen de dagelijkse melding waarin stond dat de nieuwe test klaar staat als een vorm van spam beschouwden. Tja, als leerlingen hun (school-)e-mail niet dagelijks raadplegen – dat komt vaker voor dan docenten denken; e-mail is in hun ogen vooral een communicatiemiddel van oude(re) mensen – dan hopen die meldingen zich inderdaad op. Beter Spellen biedt ook de mogelijkheid om eens per week een notificatie te ontvangen in plaats van elke werkdag. Dit zou het ‘spam’-gevoel kunnen verminderen.
Wie Beter Spellen wil inzetten om de spelvaardigheid van leerlingen te verbeteren, doet er volgens mij het verstandigst aan in de lessen Nederlands tijd in te ruimen voor het invullen van de opgaven. Veel tijd hoeft dit niet te kosten. Het kan een aardige sponsopdracht zijn bij een overgang naar een ander onderdeel van de les. Ook het eind van een les leent zich prima voor een kort testje.
Veel docenten zijn het erover eens dat spelling het best geïntegreerd kan worden in het schrijfvaardigheidsonderwijs. Als je er toch voor kiest om spelling afzonderlijk te behandelen, dan is een dagelijkse portie Beter Spellen aan te bevelen boven een beperkt aantal weken spellingonderwijs in één periode. Voor het lesuur waarin een docent de spellingregels uitlegt en de leerlingen met invuloefeningen moeten laten zien dat ze de stof beheersen, lijkt het me een aantrekkelijk alternatief.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Sorry dat ik niet inga op het onderwerp van het stuk, Roland, maar ik werd getroffen door deze zin: “Even heb ik overwogen de leerlingen om de zoveel tijd hun resultaten aan mij te laten zien”. Daar zou eigenlijk nog een ‘laten’ bij moeten, maar dat wordt natuurlijk niet fraai. Oplossing: Even heb ik overwogen de leerlingen om de zoveel tijd hun resultaten aan mij te laten tonen”. (Je weet: ik schrijf dit omdat het zo’n boeiende zin is en niet om jou te kapittelen o.i.d.!) En nu ga ik Beter Spellen opzoeken!
DirkJan zegt
Jaren geleden ben ik korte tijd ook geabonneerd geweest op de tests van Beter Spellen, maar het lag me niet zo en ik check een juiste spelling in het wild doorgaans via een spellingschecker, wel zo makkelijk.
Maar er bestaat didactisch gezien een groot bezwaar tegen de multiple-choicevorm van de tests. Doordat je ook foute antwoorden krijgt te zien, ga je die min of meer ook onthouden en is het niet goed voor het memoriseren van het goede antwoord en juite spelling. Zit wel wat in.
Ik heb begrepen dat al weer wat jaren geleden Beter Spellen een paar keer geld heeft gekregen van de Taalunie, want die doen zelf verder niets aan educatie of spellngsplezier. Ze beheren de officiële woordenlijst en dat is het wel.
Goed spellen vind ik best aardig en nuttig, maar het is vooral een kwestie van woordbeelden onthouden, en soms door wat ezelsbruggetjes, zoals dat ik voor de schrijfwijze van ’te allen tijde’, de laatste letters onthoud met het woordje ‘ene’.
[ Ik las recent in hun nieuwsbrief dat Roland de Bonth in dienst is getreden als medewerker en onderzoeker bij het Instituut Voor De Nederlandse Taal. Ik neem aan dat hij nu niet meer voor de klas staat. ]
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Als je een woordbeeld niet of verkeerd onthouden hebt, brengt de spellingcontrole uitkomst. Ik heb inmiddels een aantal tests gedaan en kunnen vaststellen dat de nadruk niet op woordbeelden ligt. Veelal betreft het regels (bespaar mij de ezelsbruggetjes; zelfs ’t kofschip is voor moedertaalsprekers zelden nodig). Natuurlijk de d/t-regels (die kunnen makkelijker!), maar ook die nare regeltjes over koppeltekens en aaneenschrijven en hoofdletters e.d. Ik heb mij ingeschreven en had vanmorgen mooi 100%.
Mient Adema zegt
Alweer zo’n onderwerp waar ik de neiging heb onmiddellijk in de pen te klimmen, omdat ik daarmee in een behoefte zou voorzien. Nee, maar laat me het volgende opmerken.
Spelling is voor velen het stiefkindje van de taalwetenschap. Er zijn interessantere disciplines en spelling is niet meer dan een afspraak over de vorm waarin je taal op papier zet. De mensheid deel ik dan even grofweg in tweeën: de rekkelijken en de preciezen. Zelf reken ik mij tot de rekkelijke precieze, die eerst wil weten hoe het hoort en vervolgens met milde glimlach en ingehouden oordeelzucht de wereld maar laat zoals die is. Ik heb de neiging om foute zinnen goed te rekenen en me te verbazen over de ontdekking dat de meest ontwikkeld lijkende creaturen maar blijven volharden in onjuiste spelling. Hé, daar heb je hem weer met zijn aggressief en met zijn ethymologisch.
OK, spelling is betrekkelijk onbelangrijk. Onbenullig eigenlijk. Toch zie je me elke werkdag het eerst aan de test van Beter Spellen. Wat? Geen 100% dit keer? Wat krijgen we nou?
Het patroon van die test is vaak hetzelfde: congruentiepunten, Engelse termen die naar een Nederlandse vervoeging en spelling moeten, weetwoordjes waar geen echte theorie onder zit, en wat niet al. De winst lijkt me te liggen in het verwerven van de wetenschap dat regels veelal wel degelijk logisch zijn en je helpen het goed op te schrijven.
Maar goed, eens in de zoveel tijd komt het voor dat m’n wederhelft me toeroept: “Mient, je hebt de test van 20 maart nog niet gedaan”, waarna zij kan proberen me te verslaan. Simpel geluk met lekker weinig pretenties.
DirkJan zegt
Mijn credo is dat ik goed en volgens de officiële woordenlijst probeer te spellen zodat je daar nooit gezeur over krijgt. Als andere mensen afwijkend spellen of het niets interesseert en fouten maken, dan vind ik ze niet dom en heb ik daar geen moeite mee, iedereen doet maar, maar ik doe het zo.