Smeer of de weldoener des vaderlands
Door Nico Keuning
De dichter, schrijver, huisknecht en zelfmoordenaar Jan Arends (1925-1974) schreef gedichten als dunne bomen. Niemand kon zo mager praten met de taal als hij. ‘Om pijn / te schrijven / heb je / weinig woorden / nodig.’ Als schrijver geniet hij nog steeds bekendheid door het verhaal ‘Keefman’, een bijtende monoloog van een psychiatrisch patiënt tegen zijn psychiater, dat vanaf 1975 als toneelmonoloog is opgevoerd door onder anderen Jacques Commandeur, Chris Junge en Jack Wouterse. Maar Arends schreef ook het toneelstuk Smeer of de weldoener des vaderlands.
‘Smeer’ is een fictieve variant van Planta-margarine, die in augustus 1960 wegens het veroorzaken van jeuk uit de handel moest worden genomen. Arends heeft enige tijd in de reclamewereld gewerkt. In de tegenstellingen van de karakters (onder anderen Geldmaker, Krantenman, Copywriter en Boekhouder) legt Arends zijn ziel bloot. In Copywriter is hij zonder veel moeite te herkennen. Het stuk wordt deze week van 21 maart tot 30 maart wordt gespeeld door acteurs van het Multatuliteater in Gent.
Jan Arends heeft altijd iets met toneel gehad. In oktober 1947 werd hij toegelaten tot de Toneelschool in Amsterdam, waar hij menig docent tot wanhoop dreef. Van de veertien leerlingen bleven er in december 1947 nog acht over. Aan zijn vriend, tekenaar en schilder Co Westerik schrijft Arends in een brief van 19 januari 1948: ‘Ik ben van de toneelschool afgestuurd. Ik heb er zwaar de pest over in gehad, maar nu is het wat beter.’
Ruim dertien jaar later, als hij als huisknecht in dienst is van graaf Du Chastel in een kasteel aan de Avenue Boesdael 9 in Genesius Rode bij Brussel, schrijft hij ‘in minder dan een week’ een toneelstuk. In een brief van dinsdag 22 augustus 1961 aan Willy Pos, directeur van de Amsterdamse Toneelschool, vraagt Arends diens oordeel over het toneelstuk: ‘Ik pas hier op een huis voor mensen die ee[n] half jaar in het buitenland zijn. Van die gelegenheid heb ik gebruik gemaakt om het toneelstuk te schrijven dat ik u hierbij toezend. U zult zeker ontdekken dat het werkelijk toneel is waar spelers en toeschouwers plezier aan kunnen beleven. Natuurlijk kan over de artistieke waarde verschillend worden gedacht. […] Ik heb het stuk in minder dan een week geschreven, het kan dus best zijn dat er hier en daar nog wat aan moet worden geschaafd, maar voor mijn gevoel is het toch zo afgerond dat ik het in vrede kan sturen.’
De vierde akte van het stuk werd in 1962 gepubliceerd in Gard Sivik (nr. 29, nov/dec). In 2009, na een gesprek met regisseur Carel Alphenaar, overhandigde hij mij de envelop met het gehele toneelstuk, dat jarenlang bij Alphenaar thuis in een bureaula had gelegen. Een literaire vondst, die in april van dat jaar landelijk nieuws werd.
Smeer of de weldoener des vaderlands is in wezen een exercitie van introspectie en projectie. Al schrijvend boort Arends steeds dieper in zichzelf. De Planta-affaire vormt slechts de aanleiding van het stuk, maar in de personages projecteert Arends zijn ideeën, oordelen en opvattingen. Ook zijn ervaringen als copywriter bij Bouman Reclame, destijds Reclame Adviesbureau Bouman, in Leeuwarden, waar hij tussen 1956 en 1958 werkzaam was, hebben hem stellig geïnspireerd bij het schrijven van dit stuk. Immers daar maakte hij als schuwe, bange man die zich het liefst terugtrok op zijn kamer, kennis met zelfverzekerde reclamemannen en daadkrachtige directeuren.
In de dialogen is de spanning van dreiging en vernedering voortdurend voelbaar. Het machtsspel in sommige fragmenten doet denken aan stukken van Harold Pinter. Bijvoorbeeld in deze dialoog tussen Geldmaker en Krantenman. De regieaanwijzing luidt: ‘Geldmaker legt zijn handen op de keel van Krantenman’.
Geldmaker: Wat doe ik nu?
Krantenman: Ja erg leuk wat u doet!
Geldmaker: Ik heb mijn handen op jouw keel!
Krantenman: Ja leuk. Heel leuk grapje.
Geldmaker: Je zou kunnen zeggen dat ik je bij de strot heb.
Krantenman: Ja dat is waar. Heel leuk. Dat is waar. Bij de strot.
Geldmaler (Laat hem los): En nu heb ik je weer losgelaten.
Krantenman: Ja leuk, héél, héél erg leuk.
Geldmaker: En toch heb ik jou nog bij de strot. Gek is dat hè! En als jij vannacht naast je vrouw van je rode sportauto ligt te dromen dan zijn mijn vingers nog altijd op jouw keel.
Laat een reactie achter