Door Leendert Brouwer
De foto van Dick Blok bij het artikel dat vorige week over hem verscheen in de Volkskrant, heb ik gemaakt. Het was een foto met overdosis flits bij het laatste optreden van Blok tien jaar geleden, toen hem het eerste exemplaar van het boek Nederlandse plaatsnamen werd overhandigd. Geen beste foto die in het in memoriam van de website van het Meertens Instituut is verwijderd zodra er een betere voorhanden was. Je ziet wel hoe bevlogen hij nog op zijn 84ste was.
Precies 40 jaar geleden ben ik na een kortstondige universitaire studie door Dick Blok als documentalist aangenomen. Vermoedelijk omdat ik niet tegensputterde toen me gezegd werd de daarvoor benodigde opleiding niet te hoeven doen. “Dat leren wij je wel!” zeiden ze. Ik was er in dat gebouw aan de Keizersgracht door de draaideur de jaren 50 binnen gestapt. Van de eerste delen van Het Bureau kreeg ik al de smaak te pakken nog voordat ze geschreven waren. Op dag één besloot ik dat het mijn laatste was. Ik zat er namen op stijve fiches te typen met een carbonnnetje ertussen zodat ze in tweevoud in verschillende rubrieken konden worden opgeborgen.
Dat overkwam me gedurende al die jaren wel vaker: dat ik besloot dat het mijn laatste werkdag was. Ook al werden de namen inmiddels in een computer opgeslagen. Een week na de crematie van Blok, die op mijn leeftijd al met de VUT was, kreeg ik echter een bos bloemen en een envelop met inhoud. Vanwege Blok was de personeelsfoto bij de onthulling van het nieuwe naambord van 1979 waar ik ook opstond weer te voorschijn gekomen. Het kon niet onopgemerkt voorbij gaan.
We lezen dat Blok zichzelf niet de knorrige persoon vond die Voskuil van Jaap Balk maakte. Nu is het zo dat niemand zichzelf herkende in de kenschets die Voskuil van hem heeft gemaakt, maar iedereen is niettemin volgens de anderen zeer herkenbaar gekarakteriseerd. Professor Blok was niet knorrig, maar wel kortaf en bondig. Als hij een boek nodig had stoof hij zonder iemand een blik waardig te gunnen, laat staan te groeten, door het gebouw. Hij wordt nog steeds geroemd om wetenschappelijke artikelen van een halve bladzij.
Os(s)
Ik zou wel een paar opmerkingen in het artikel uit de Volkskrant kunnen nuanceren of toelichten, maar ik beperk me tot de plaatsnamencommissie van de VN. Dat Peking Bejing moest worden is, zoals we weten, juist wel gelukt. Wat niet is gelukt om politieke redenen is de spellingsherziening van de plaatsnamen in Nederland. Die commissie had in de jaren 70 de opdracht gekregen om de spelling van de plaatsnamen volgens de na de oorlog ingestelde regels van de Nederlandse schrijfwijze aan te passen. Dat betekende dat Heerenveen Herenveen moest worden omdat het meervoud van heer ook geen heeren meer was maar heren. Het zou ook tot gevolg hebben dat Oirschot voortaan Oorschot geschreven moest worden, volgens de uitspraak van deze plaatsnaam en het algemene gebruik van dubbel oo in plaats van het gewestelijke oi. Er is vooruitlopend op de wetswijziging een unieke Bosatlas verschenen waarin de spellingsaanpassingen waren doorgevoerd, maar die werd al gauw uit de handel genomen. Men had de sentimenten ten aanzien van de gevestigde spellingen, hoe krom of onhistorisch ook, onderschat. De spellingswijziging van de plaatsnamen is nooit doorgevoerd. Hoewel de familienaam Van Os veel meer voorkomt dan Van Oss, wat betekent dat de spelling Os in de 19de eeuw gebruikelijker was, verkoos men de spelling Oss die willekeurig uit de verschillende varianten van ambstwege in het heden is overgeleverd te handhaven.
Telefoonboeken
Wij schreven op Het Bureau trouw aan Blok wel Drente zonder h (Twente is ook zonder h) en Akkooi in plaats van Acquoi. De prikklok die werd ingevoerd was overigens geen klok maar een schrift dat bij de portier lag en waarin je zelf je aankomst- en vertrektijd moest inschrijven. Ik herinner me niet dat Blok er ooit naar omgekeken heeft. Hij had andere prioriteiten. Er was bovendien een namenpaneel waarop men zich in en uit schoof, of in het midden als je even de deur uit was. Dat deed Maarten Koning af en aan in Voskuils boek.
Ten slotte wil ik toch nog even de opmerking over het “Repertorium van Nederlandse familienamen” toelichten, want velen zal dit niets zeggen. Het betreft een langdurig megaproject dat nog door P.J. Meertens zelf op basis van de namen van de Volkstelling van 1947 is geïnitieerd. Blok was als naamkundige die de etymologie van de oudste plaatsnamen onderzocht wetenschappelijk niet betrokken bij de vervaardiging van dit Repertorium. Voor de samenstelling en redactie ervan werd destijds Henk Buitenhuis aangesteld. Het bestaat uit 14 alfabetische ‘telefoon’-boeken waarin men alle namen kan terugvinden met het aantal naamdragers per gemeente en provincie. Dat materiaal vormde in wezen de voorbereiding op een apart deel met naamkundige analyses. Het afsluitende deel is er echter nooit gekomen. In plaats daarvan zijn in de jaren 90 de optellingen uit de provinciale Repertoriumdelen in een databestand verwerkt en dat is vervolgens het namencorpus met verspreidingskaartje voor de familienamenbank geworden die anno 2000 online beschikbaar werd gesteld en ook toen in rudimentaire vorm al meteen grote populariteit genoot. Zeker weten dat ik zonder de Nederlandse Familienamenbank (nu CBG Familienamen) de 40 dienstjaren niet gehaald had…
Laat een reactie achter