‘De schatkamer van…’ is een rubriek in de DBNL-nieuwsbrief, ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van DBNL. In deze rubriek komt maandelijks een bekende DBNL-fan aan het woord, die vertelt over een schat die hij of zij uit de digitale bibliotheek heeft opgediept. Deze maand is dat schrijver en letterkundige Karin Amatmoekrim.
‘Mijn schat in de DBNL is de grote selectie tijdschriften, vooral de literaire. Vorig jaar schreef ik de artikelenreeks ‘Verzwegen geschiedenis’, verschenen in de Correspondent. In deze reeks staan gebeurtenissen in de geschiedenis centraal die je niet in de boeken vindt, die maar bij een paar historici bekend zijn, maar die wel een hoop verklaren over onze huidige samenleving. Ik schreef hiervoor over Boven-Digoel, een concentratiekamp avant la lettre op Papoea-Nieuw-Guinea waar vijftien jaar lang mensen die zich verzetten tegen het koloniale bewind in Indonesië in weggestopt werden. Dat kende ik vooraf helemaal niet. Op Delpher, een ander groot digitaliseringsproject van de Koninklijke Bibliotheek, spitte ik kranten uit de jaren dertig door en daar kwam ik namen en artikelen tegen die ik vervolgens opzocht in de DBNL. E. du Perron heeft er veel over geschreven bijvoorbeeld. De informatie die ik hier vond, heb ik gebruikt voor die reeks. Voor mij is de DBNL dus vooral een grote bron van secundaire literatuur. Later kwam ik ook de brieven van Soetan Sjahrir tegen, de eerste premier van Indonesië, geschreven tijdens zijn gevangenschap in Boven-Digoel.
Als ik iets zou mogen toevoegen aan de DBNL, dan zouden dat wat meer moderne, kleinere en vooral meer obscure tijdschriften zijn, tijdschriften die je eigenlijk nooit tegenkomt. In Sheffield las ik laatst zo’n literair blaadje met bijdragen van lokale dichters en schrijvers. Dat soort kleine nichetijdschriften wordt natuurlijk overal in de wereld uitgegeven; misschien ook wel in Paramaribo of andere delen van de wereld die tot het Nederlandse taalgebied gerekend worden. Hoe mooi zou het zijn als zulke blaadjes beschikbaar komen voor onderzoek. En Wij slaven van Suriname van Anton de Kom moet online komen, maar ik begrijp dat dat in mei gaat gebeuren. Dat heb ik wel in huis natuurlijk, maar als het online staat, is het voor iedereen beschikbaar. Belangrijk, want het boek is een belangrijke toevoeging aan de literaire canon. Het is een bijzondere mengvorm van literaire genres die je niet veel tegenkomt in onze literatuur. Bovendien is het een onmisbaar onderdeel van de Nederlandse slavernijgeschiedschrijving en draagt het bij aan de manier waarop we ons de Tweede Wereldoorlog herinneren.
Ik heb de DBNL eigenlijk altijd openstaan op mijn computer, houd haar in mijn achterhoofd als ik aan het werk ben. Dat wens ik deze bibliotheek toe in dit jubileumjaar: heel veel bezoek, dat ze vaak geraadpleegd wordt en dat mensen net als ik automatisch naar DBNL gaan als ze ergens nieuwsgierig naar zijn.’
Karin Amatmoekrim is schrijver en letterkundige. Ze werkt momenteel onder andere aan een proefschrift over schrijver-journalist Anil Ramdas.
Foto: Sacha de Boer
Hans Beukers zegt
Of Boven-Digoel een concentratiekamp of een strafkamp is geweest, kan natuurlijk een bron van discussie zijn. Boven-Digoel is geen verzwegen geschiedenis, maar veeleer vergeten geschiedenis. Ik leerde begin jaren ‘60 op de hbs van alles over de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië, Boven-Digoel en de kwestie van de Zuid-Molukken. Het hielp natuurlijk wel, dat onze geschiedenisleraar in Nieuw-Guinea had gediend.
Het boek van Anton de Kom lag eind jaren ‘60 gewoon in de bibliotheek van het Prins Bernhard-kampement te Paramaribo. Ook hier is veeleer sprake van vergeten dan van verzwijgen. Er is eveneens een vrij uitgebreide literatuur bij de KB te vinden vanaf de 17e eeuw waarin de slavernij in Suriname aan de orde komt. Het is m.i. meer een kwestie van vergeten dan van verzwijgen.
De uitvinding van het concentratiekamp kan worden toegeschreven aan de Britten in Zuid-Afrika (1899-1902). Toen ze met een leger van ruim 450.000 troepen er niet in slaagden de Boerenrepublieken op de knieën te dwingen, bedachten ze dat het opsluiten van vrouwen, kinderen en ouden van dagen in concentratiekampen de Boeren wel tot overgave zou dwingen. Dat heeft gewerkt. De omstandigheden in de kampen in Zuid-Afrika waren zo slecht dat het zelfs in het Britse parlement ter sprake kwam.
Dit idee werd onmiddellijk overgenomen door de Duitsers, die de de vrouwen en kinderen van opstandige Herero en Nama in concentratiekampen bijeen dreven. Vooral Haieninsel was berucht en vertoonde all trekjes van de latere concentratiekampen van de Duitsers: o.a. uithongering en medische experimenten. Het dodental was erg hoog. Veelzeggend is de naam van de goeverneur van Südwestafrika Ernst Göring, inderdaad de vader van.
De Bondsrepubliek Duitsland heeft de kwestie van de Herero en de Nama erkend als genocide en in 2015 een fors bedrag als Wiedergut-machung betaald. Of het geld inderdaad bij de afstamme-lingen van de Herero- en Nama-slachtoffers is terechtgekomen is mij niet bekend. Conny Braam heeft over deze kwestie een lezenswaardig boek geschreven: “Ik ben Hendrik Witbooi”.
Het historisch bewustzijn van de gemiddelde Nederlander is ongeveer 0,0. Of dat ligt aan het onderwijs of een totaal gebrek aan interesse weet ik niet.
Toch levert in de geschiedenis duiken vaak bijzondere vondsten op en inzchten die er eerder niet waren, misschien omdat we ze hebben vergeten of verdrongen, maar zelden omdat we ze hebben verzwegen. Zowel KB, Delpher als DBNL laten zien dat veel zaken de moeite waard zijn weer onder de aandacht te brengen. Ik hoop dat mevrouw Amatmoekrim nog lange tijd doorgaat met haar artikelen.