Nultaal (31)
Door Jan Renkema
Zonder nul is er geen wiskunde. Zonder niets is er geen communicatie. Want niets in taal is niet niets, maar iets. In deze serie een verkenning van onder meer: de stilte, de spatie, de betekenis van de punt, wat er gebeurt tussen ‘navel’ en ‘truitje’, het inhoudsloze gesprek, ‘Dat hebt u mij niet horen zeggen,‘E 621’ op een verpakking en verbale reddingsvlotten. Niets?zeggend, nee: Iets!zeggend.
Een van mijn eerste lessen als jonge leraar, vwo 5. Het laatste uur, buiten regenachtig en donker, de lichten aan. Een jongen vroeg of hij naar het toilet mocht, liep naar buiten en deed met een plagerig gezicht het licht uit. Na de les riep ik hem bij me. Waarom? Meneer, op het bordje staat:
Bij het verlaten van het lokaal het licht uitdoen.
Ja jongen! Als je als laatste het lokaal verlaat! Meneer, dat staat er niet. Ik heb precies de opdracht uitgevoerd. Die leerling heeft een glanzende studie taalfilosofie voltooid. Je komt wel in ongemakkelijke situaties vertelde hij mij later een keer als student. In een bejaardencentrum had hij op de bel gedrukt toen hij dit bordje zag:
Bellen bij afwezigheid.
Het duurde een hele tijd voordat een wat slecht lopende baliemedewerkster verscheen, die hem vragend aankeek: Ja, zegt u het maar? Nou nee, ik heb niets bijzonders, maar er staat dat je moet bellen als er niemand is. Dit zou iets voor Mr. Bean zijn. (Of heeft hij als eens zo’n sketch gedaan?) Bij de roltrappen van de Londense metro stonden ooit bordjes met de volgende tekst:
Dogs must be seated.
Mr. Bean komt aanlopen – zonder hond – kijkt vertwijfeld en gaat wanhopig op zoek naar een hondje, waarmee hij uiteindelijk gelukzalig de roltrap afdaalt.
Als je je er eenmaal oog voor krijgt, dan ontwaar je een geheimzinnig nultaal-domein. In de tekstwetenschap is dankzij de taalfilosoof Grice een speciale term hiervoor in gebruik, de implicatuur, letterlijk het ‘ingevouwene’. In taalgebruik zit vaak iets onzichtbaars ingevouwen. Het lijkt zo voor de hand te liggen: Alleen bellen als je een vraag hebt. En het gaat natuurlijk om de hond die je al bij je hebt. Maar het staat er niet. Tot zover de hilarische voorbeelden.
De nultaal via implicatuur is een machtig wapen, omdat je door niets te zeggen iets kunt zeggen en daarna direct kunt zeggen: maar dat heb ik niet gezegd. Twee voorbeelden, waarvan trouwens nooit is bewezen dat het werkelijk zo is gegaan.
Freud woonde in Wenen toen de Anschluss plaatsvond, van Oostenrijk aan nazi-Duitsland (1938). Hij voelde zich niet meer veilig en wilde op zijn hoge leeftijd alsnog naar Londen verhuizen. Freud bracht met zijn voornemen de Weense autoriteiten in een lastig parket. Die wilden hem alleen maar laten gaan als hij een verklaring opstelde dat hij door het nieuwe regime goed was behandeld. Freud schreef een kort briefje met de woorden:
Ik kan de Gestapo iedereen aanbevelen.
Ambtenaren vroegen daarna beleefd of ze langs mochten komen bij de wereldberoemde psychiater, en vroegen waarom hij zo’n kort briefje had geschreven. Freud schijnt toen gezegd te hebben dat hij best wat argumenten wilde geven, maar dat dit toch de kern van de boodschap was.
Het tweede voorbeeld gaat ook over een aanbeveling. Een studente vroeg een docent om een aanbevelingsbrief. Ze wist niet dat de docent geen hoge dunk van haar had, en de docent kon niet weigeren. Hij schreef:
Deze studente heeft trouw de colleges bezocht en ook altijd deelgenomen aan de herkansingen.
Ah, zei de personeelschef, nu weet ik genoeg. De studente werd niet uitgenodigd.
Komen deze implicaturen ook voor in meer alledaags taalgebruik. Ja, onze dagelijkse conversatie zit vol nultaal.
Ik heb gisteren de vaatwasser ingeruimd, dus jij bent vandaag aan de beurt.
Hoezo? De persoon die dit zegt heeft nog iets ‘ingevouwen’ in het dus, namelijk dat het redelijk is dat deze taak om de beurt wordt verricht. Je krijgt dan wel een probleem als de ander zegt: waarom niet elke week wisselen? Ik wens u nog veel inzicht in taalgebruik toe. Hoezo, vindt u dat ik beter moet worden in taal. Nee, dat staat er niet, dat hebt u mij niet horen zeggen.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Ik heb gisteren de vaatwasser ingeruimd, dus jij bent vandaag aan de beurt om door mij te worden ingeruimd.
Er kan veel misgaan als je zelf invult wat je de ander niet hebt horen zeggen. Maar natuurlijk, dit is ons aller dagelijkse praktijk.