Door Emma Kemp
Ik spreek met een vriendin af bij een café vlak naast de universiteit. Voor de zekerheid check ik even wat hun beleid is wat laptops betreft, aangezien veel cafés tegenwoordig meer laptops hebben dan mensen en daar niet vaak positieve reacties op komen. Ik stuur het café een Facebookberichtje: ‘Hoe vinden jullie studerende studenten in jullie café?’ Goed, een beetje sturend gesteld, en ik noem niet dat ik mijn laptop wil meebrengen, maar toch een duidelijk gerichte vraag, lijkt me. Het antwoord volgt de dag erop: ‘hoezo deze vraag?’
De reactie roept direct een aantal gevoelens bij me op: van een aanval, naar onbegrip, naar humor (gelukkig in deze volgorde). Ja, waarom deze vraag eigenlijk? Ben ik een journalist die onderzoek doet naar de toenemende stroom aan studenten in cafés die tafels in beslag nemen met hun studiewerk en in drie uur tijd maar één koffie bestellen? Waarom heb ik dat dan niet ingeleid? Of ben ik slechts op zoek naar een bevestigende reactie van café-eigenaren die eenhekel hebben aan zulke studenten, of juist niet? Maar nog leuker is de reactie, die ook veel vragen oproept. Is het café bang dat hun studerende-studentenbeleid te streng is, te soepel? Hebben ze überhaupt een beleid? Zouden ze er één moeten hebben? Hoezo deze vraag??
Mijn gesprekspartner doet een tegenzet die ik niet had verwacht, wat deze stroom van gedachtes bij mij op gang brengt. Op basis van een bijna ontelbaar aantal eerdere gesprekken had ik een antwoord verwacht in de trant van ‘dat vinden we prima, maar alleen aan bepaalde tafels’ of ‘die komen er bij ons niet in’. Ik leg uit dat ik met een vriendin wil komen studeren, maar ik niet weet of ze laptops goed vinden. Het antwoord volgt dit keer iets sneller: ‘die zijn toegestaan binnen voor het raam aan de groene stoelen’. Prima, duidelijk.
Mijn vriendin haar college is nog niet afgelopen, maar ik ga alvast naar het café. Bij binnenkomst word ik vriendelijk gevraagd of ik met een laptop ga werken en er wordt mij – inderdaad – een groene kuipstoel aangewezen, bij het raam, vlak tegen de verwarming. Comfortabel is anders, maar gelukkig heb ik korte benen. Als ik zit kijk ik even om mij heen, mijn blik valt op een wit tegeltje op de tafel achter me. Met zwarte stift is erop geschreven: ‘Wil je met laptop werken? Dat kan bij het raam op de groene stoelen tussen 11.30 en 15.00’. Nou ja zeg, laptops krijgen én een aangewezen plek én een tijdsindicatie! Hoe kunnen ze mijn vraag zo verkeerd begrepen hebben? Ik voel ontmaskeringsangst: ‘ons café heeft het strengste laptopbeleid van Amsterdam, maar dat houden we graag geheim’. Ik besluit met mijn vriendin bij de buren af te spreken.
Rob Alberts zegt
Ik werk graag met mijn laptop in een rustige koffieplek. Maar ik sla mijn laptop net zo graag dicht om een goed gesprek te beginnen.
Vrolijke voorjaarsgroet,
Lot zegt
Je kan natuurlijk ook studeren zonder laptop…
Gerard Jager zegt
Waar het ‘hoezo’ het ‘waarom’ heeft verdrongen, wordt het doorgaans ook agressief uitgesproken.
gnjager zegt
… bij mijn binnenkomst wordt (mij) vriendelijk gevraagd …
martijnbenders zegt
Vroeger had je aan een kladblok genoeg om het hele café te laten geloven dat je een interessant figuur bent die met schrijven bezig is. Nu tuurt het gros sowieso op hun mobiel, dus is de laptopbezoeker een vervelend relikwie van de negentiger jaren.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Uitgangspunt van dit stukje is dat de vraag ‘Hoe vinden jullie studerende studenten in jullie café?’ kristalhelder is en maar op één manier kan worden begrepen. Dat is echter niet het geval. Het is een onduidelijk geformuleerde vraag, die ook beantwoord had kunnen worden met “hoe bedoel je?” Het antwoord met ‘Hoezo’ is waarschijnlijk min of meer zo bedoeld.