De Multatulileescursus (28)
Door Marc van Oostendorp
– Wat gek, dat die Causerieën zo populair zijn?
– Populair?
– Nou ja, dat is misschien inderdaad niet het beste woord voor een werk dat nooit apart is uitgegeven. Maar ze zijn een soort Geheimtip. Stuiveling noemt ze geniaal, en op de website van het Geheugen van Nederland wordt gezegd dat ze pareltjes van essayistiek zijn.
– Ja, dat is inderdaad gek. Het is toch vooral allemaal een beetje chaotisch en moeilijk te volgen doordat het heel veel gaat over indertijd actuele kwesties die nu niet meer aan de orde zijn.
– Je kunt dat ook experimenteel noemen, ik vind het wel interessant hoe hij allerlei genres aan elkaar knoopt.
– Ja, het heeft dus enerzijds de vorm van ‘causerieën’, praatjes over allerlei onderwerpen…
– … in die jaren begon Multatuli natuurlijk ook door te breken als spreker. Hij klaagt ergens in een brief aan Busken Huet dat als hij een avond gesproken heeft, hij de volgende dag niet schrijven kan…
– .. en hij lag al een paar jaar droog als auteur, had nog maar weinig gepubliceerd, dus dit was misschien een vorm om weer op stoom te komen…
– …praatjes over allerlei onderwerpen, en af en toe is er dan ook sprake van een ‘markies’, die dus op een avondje die meningen te berde brengt, onderbroken door anderen.
– Een beetje zoals deze leescursus!
– Jaja, wij weten wel welk model we moeten nemen voor onze avondjes.
– Hoe dan ook, nemen de Causerieën dan af en toe ineens de vorm aan van een brief, zonder dat precies duidelijk wordt waarom.
– Het is net alsof hij dacht: ze vinden toch alles zo ‘mooi’ wat ik schrijf, wat kan mij het schelen, ik knal het gewoon op papier.
– Zoals hij ook tussen neus en lippen opmerkt dat hij vindt dat zijn lezers eigenlijk alles van hem moeten hebben gelezen. Wie denkt ‘die Multatuli lijkt me wel interessant, laat ik eens bij die pareltjes beginnen’, die wordt terecht gewezen. Hij begint ergens zomaar plompverloren over zijn dochtertje en zegt dan:
Myn kleine meid – Nonni, ieder lezer die zich respecteert behoort haar te kennen – had zich sedert vele weken verheugd in ’t vooruitzicht haar hartje eens terdege aan die snoepery op te halen.
– Ja, nee, dat zou onverdraaglijk zijn als je niet zou weten hoe de dochter van de schrijver heet.
– Nu ja, die naam wordt ook in Max Havelaar genoemd, he.
– Precies. ‘Een rare naam’, wordt erover gezegd.
– Maar die gespreksvorm was wel degelijk ook een manier om zijn gedachten vorm te geven.
– Ja, want in zo’n dialoog kun je inderdaad ook heel veel kwijt. Bijvoorbeeld tegenstrijdige gedachten.
– Precies! Of juist bijval voor je eigen ideeën.
– Toch staan er hoe je ook naar die vorm kijkt briljante passages in. Observaties over andere dialecten dan het Amsterdams!
Ik herinner me – och, ’t is zo lang geleden! Het was lang, lang voor ik naar Indië werd gezonden voor myn educatie – ik herinner me dan hoe ik eens in een dorp naby Purmerend door boerenjongens werd nagelopen en uitgejouwd, omdat ik een broek droeg die tot nederigheid werd gedwongen door een paar souspieds.
– Kaik, hai heit skoytjes an… luidde het Ilpendammer: Kruist hem! en ik liep zo hard weg, als myn skoytjes gedoogden.
– Het Ilpendammer van Multatuli!
– Er staan sowieso veel opmerkingen over taal in deze causerieën, dat was toch zo’n beetje altijd Multatuli’s belangrijkste nevenbelangstelling:
Ik weet waarlyk niet meer hoe ik my moet uitdrukken, als ik iets prachtig vind. ‘Prachtig’ is tegenwoordig alles waarover men niets te zeggen weet.
– Grappig, die uitspraak heeft nu, 150 jaar na dato niets aan zijn nietszeggendheid ingeboet.
– Zoiets geldt geloof ik ook voor:
‘Verste verte’ recommandeer ik aan verzamelaars van verlepte taalnieuwigheidjes. Het zou kunnen geplaatst worden onder de rubriek: Litterarische ploerteryen, en gerangschikt tussen: ‘bepaald’, en: ‘ik weet er alles van’.
– Wat ik ook een heel fijne opmerking vind is die over het Fries:
Het woord: brood wordt met een d gesloten ‘omdat men in ’t meervoud broden zegt’. De Friezen noemen van meel en water gebakken voedsel inderdaad: brood, en laten die d horen, halve Schotten als ze zyn. Maar in Holland en limitrofe provinciën heet bedoeld gebakken deeg wel degelyk: broot, en niet brood. Men geeft by ’t uitspreken den drommel van ’t meervoud, en daar heeft men gelyk in.
– In het Nederlands en het Duits komen d’s aan het eind van een woord niet voor. In het Engels bijvoorbeeld wel, en kennelijk in het Fries van de negentiende eeuw ook nog. Pas in de loop van de negentiende eeuw is het Fries, misschien onder invloed van het Nederlands, ook broot gaan zeggen.
– Maar er zijn toch ook opmerkingen over allerlei andere onderwerpen. Bijvoorbeeld over de laffe pogingen van geschiedschrijvers om van de geschiedenis zo’n evident heldenverhaal te maken dat niemand er meer in gelooft:
De Belgen vloden als hazen en de Hollanders vochten dapper. Hoe men z’n dapperheid kan ten toon spreiden tegen hazen, begryp ik niet, en tot eer van myn elfjarig verstand moet ik verklaren dat ik dit reeds in 1831 niet begreep.
– Heel mooi vind ik die causerie waarin hij begint te fantaseren over een avondje waarop allerlei beroemdheden op een feestje bij elkaar komen, en hij ook.
Daar kwamen Heine die blind was en Byron die hinkte. Die twee schenen elkander familjaar te kennen, want ze zetten zich terstond in een hoekje aan een écarté-tafel. Goethe wou meespelen, maar ze wezen hem terug en lachten om z’n dikken buik. Nu, daarin hadden ze gelyk, vind ik. De profeet Elias verscheen op de eerste invitatie, maar kon geen gebruik maken van den hem aangeboden stoel omdat hy zich spreekwoordelyk gebrand had.
– Ja, en de stoet met beroemdheden is dan eindeloos.
– Eigenlijk zou je uit het werk van Multatuli vooral bloemlezingen moeten maken, met de mooie stukken die niet al te veel gaan over allerlei gemier in zijn eigen tijd, en waarin je ook de ingewikkelde structuur van al die teksten niet nodig hebt.
– Ja, dat is de ironie van de schrijver die álles met álles in verband wil brengen en eist dat zijn lezers zelfs van zijn privé-leven op de hoogte zijn: uiteindelijk kun je hem het beste in stukjes lezen.
– Dat doet geen recht aan wat wij doen met onze leescursus, toch? Juist door dat hele verband te zien, vind ik Multatuli eigenlijk steeds interessanter worden.
– En door af en toe iets over hem te lezen…
– Hoeveel mensen lezen jouw verslagen van onze cursus eigenlijk?
– Ik zal het eens opzoeken!
– Mensen, het wordt al laat, wat gaan we doen?
– Nu, ik wilde dus voorstellen om volgende week het artikel van Maartje Janse te lezen over Multatuli en de Maatschappij tot Nut van de Javaan. Want die kwestie wordt in deze Causerieën ook behandeld, en ik vind dat een heel prettig artikel.
Eveline Van Ditmarsch zegt
Als volslagen leek, en oud : Nonni , naam van dochtertje, doet wel ‘ Indisch ‘ , aan, en daarom geen vreemde naam, toch?
Ben dankzij internet toevallige lezeres van deze berichten, en lees ze met veel plezier !
E van Ditmarsch
Marc van Oostendorp zegt
In Max Havelaar is het Batavus Droogstoppel die Nonni een rare naam noemt. Dat karakteriseert natuurlijk het verschil tussen Max Havelaar (of Sjaalman) en Droogstoppel: de eerste is zo begaan met Indië dat hij zijn dochter zelfs een Indische naam heeft gegeven, maar de tweede begrijpt daar niets van. Dank u wel voor het compliment!
Wouter Steenbeek zegt
Een opmerking over het Fries: Multatuli bedoelt hier het Nederlands zoals door Friezen gesproken (waaronder, maar niet alleen, Stadsfries). Het Friese woord voor brood is ‘bôle’, en het cognaat in die taal luid ‘brea’ (roggebrood), helemaal zonder d. Naar wat ik ervan heb meegekregen was Friesland in de negentiende eeuw niet alleen tweetalig, de Friezen stelden er ook eer in dat ze het Nederlands ‘zuiverder’ uitspraken dan de Hollanders zelf.
Marc van Oostendorp zegt
Dank voor deze interessante aanvulling!