“Oh ja”, smaalde een tegenstander in een debat. “Jij bent een taalkundige. Taal is een levend organisme, en zo.” Ik weet nooit zo goed wat ik daarop moet zeggen. Er zijn geloof ik geen taalkundigen die echt denken dat taal een levend organisme is, al wordt de metafoor nog weleens gebruikt. Helaas.
Geleidelijk
Het idee dat je talen als ‘levende organismen’ kunt zien, stamt geloof ik uit de negentiende eeuw, of had in die periode in ieder geval zijn hoogtepunt. Het was het moment dat de historisch-vergelijkende taalkunde opkwam, die onder andere de stamboom van de Indo-Europese talen opzette, met ongeveer het Indo-Europees als de oma, het Latijn en het Klassiek Grieks en het Protogermaans als dochters en het Italiaans, het moderne Grieks en het Nederlands als kleinkinderen.
En als je oma kunt worden, ben je natuurlijk een levend organisme.
Nu heeft in die metafoor van moeders en dochters natuurlijk niemand geloofd. Het Latijn heeft niet het Italiaans gebaard, maar het Latijn heeft zich in de loop der eeuwen ontwikkeld, of is zo je wilt, verloederd tot het Italiaans. Er was geen geboortedag van het Italiaans, die ontwikkeling ging geleidelijk, zoals in Spanje datzelfde Latijn zich geleidelijk ontwikkelde tot het Spaans en het Catalaans.
Vreemdelingen
Dat een taal zich almaar ontwikkelt, dat ze almaar verandert, dat is geloof ik de belangrijkste reden voor die metafoor van het levende organisme. Een taal die niet meer verandert is een dode taal, is het idee.
Dat is allemaal leuk en aardig, maar het probleem is: die veranderingen zijn natuurlijk niet autonoom. De taal verandert omdat de mensen veranderen. Ze gaan bijvoorbeeld dood en worden vervangen door hun nageslacht. Of ze komen in contact met vreemdelingen van wie ze allerlei woorden en constructies overnemen. Of ze willen zich ineens afzetten tegen een groep afschuwelijke modieuze types die twintig twintig zeggen.
Nakomeling
Als die mensen spreken allemaal zogenaamd, bijvoorbeeld, Nederlands. Ze spreken weliswaar allemaal anders, maar we doen voor het gemak alsof dat niet zo is. Alleen: wanneer al die individuen hun eigen taal veranderen, of worden opgevolgd door mensen die weer net een beetje anders spreken, dan verandert dus onherroepelijk de optelsom van al die wijzen van spreken die we Nederlands noemen.
Dat maakt het Nederlands nog niet tot een levend organisme, net zo min als laten we zeggen ‘de Nederlandse lunch’ of ‘het Nederlandse Godsbeeld’ levend organisme zijn ook al verandert de optelsom van wat mensen zoal tussen de middag eten of over God denken ook onherroepelijk in de loop van de tijd, en zoals de huidige God van Nederland ook geen kind is van Wodan, of ons twaalfuurtje een nakomeling van wat Karel de Grote zoal verorberde.
Laat een reactie achter