Door Marc van Oostendorp
Den Haag is de fascinerendste stad van Nederland, de enige grote stad aan de zee, de enige stad met een duidelijk gevoeld standsverschil tussen de bewoners. En in de periode vanaf ongeveer 1860 tot aan de Eerste Wereldoorlog was Den Haag een stad die een enorme bevolkingsexplosie doormaakte.
Den Haag is in die zin misschien ook wel de literairste stad van Nederland. Natuurlijk wonen er in Amsterdam meer schrijvers, en trekken vooraanstaande Haagse schrijvers (S. Carmiggelt, J.J. Voskuil) zelfs al heel lang naar de hoofdstad. Maar het fenomeen van Haagse roman heeft geen parallellen elders. In Rotterdam is er misschien wat hoekige dichtkunst, in Utrecht is er Ingmar Heytze, maar echte genres kun je dat toch niet noemen.
Amsterdam worden natuurlijk wel romans geschreven die in Amsterdam spelen. Maar dat komt dan eigenlijk meestal doordat de schrijver niet kon verzinnen waar de roman zich anders moest afspelen. Voor een Amsterdamse schrijver is Amsterdam sowieso het enige wat ertoe doet, dus die verheft de sfeer van de stad niet tot thema.
Maar tal van schrijvers hebben beseft dat je meteen een sfeer schept als je besluit je roman te plaatsen in de hofstad. In zijn boekje Hartstocht achter de horren beschrijft de Haagse onderzoeker Wim Tigges het werk van enkele van die typisch Haagse schrijvers van de genoemde periode, zoals Jeanne Reyneke van Stuwe, Marcellus Emants, Cornélie Noordwal en Frans Netscher.
De gevoelens lopen hoog op onder de klamme zeewind. Het is niet voor niets dat hartstocht in de titel staat. Reyneke van Stuwe, de vrouw van Willem Kloos, schreef een roman met die titel en vol nauwelijks verhulde seks:
O, de hartstocht, waarvoor zij bang was geweest, dien zij had geschuwd als een kwaad, en lang uit haar leven gebannen . . . o, de hartstocht, de krachtige, overweldigende . . . die alles vermooide, die alles bezaligde . . . die hartstocht was slechts het leven. […] Nu vlamde de passie zelf door haar hen, de levende, heerlijke, nu brandde haar hart, nu brandden haar hersenen, van een stadig genotvol verlangen […] dit was het éénige leven. […]
Zij voelde hem soms sidderen van hartstochtelijk geluk […]
De meester van het genre was vanzelfsprekend Louis Couperus, nee, zonder Couperus zouden alle anderen hun boeken misschien hebben geschreven, maar zou het hele genre desalniettemin niet hebben bestaan.
Couperus heeft Den Haag gemaakt. Tigges vergelijkt zijn invloed aan het begin met die van Joyce die Dublin zo goed mogelijk wilde vastleggen. Die vergelijking vind ik interessant, maar ik vraag me af of je van vastleggen moet schrijven, of wat een schrijver doet niet veel machtiger kan zijn dan dat. Mogelijk had zonder Couperus Den Haag ook wel bij de zee gelegen, maar het is niet zeker dat er dan Hagenaars hadden gewoond en dat deze Hagenaars in het geniep zoveel passies hadden gehad.
Of in ieder geval had niemand het daar dan over gehad, wat op hetzelfde neerkomt als dat ze er nooit waren geweest.
Het is een beetje zoals de Hagenees vervolgens is gecreëerd door Van Kooten en De Bie en door Marnix Rueb. Echte Hagenezen zijn mensen die Haagse Harry nadoen.
Dat is precies wat Den Haag tot de literairste aller steden maakt: dat het zo zeer gemaakt is door verhalen. Je tikt ertegen en het zingt.
Wim Tigges. Hartstocht achter de horren. Haagse romans rond 1900. Den Haag: De nieuwe Haagsche, 2019. Bestelinformatie bij de uitgever.
martijnbenders zegt
Ingmar Heytze geen genre? Je maakt zeker een grapje. Nooit eerder was er een dichter die stadsmarketing zo naadloos met zijn eigen oeuvre verweefde, tot bijna elke bundel wel door de plaatselijke VVV moet worden ingekocht. Briljant, op zakelijk gebied, kleingeestig op elk ander gebied, maar daar kraait tegenwoordig toch geen haan over.