Verwarwoordenboek Vervolg (123)
Door Jan Renkema
In het Verwarwoordenboek worden zo’n 500 woordparen behandeld met vaak onduidelijke verschillen: afgunst-jaloezie, bloot-naakt, geliefd-populair, plaats-plek, enz. Talrijke lezers hebben woordparen aangedragen met het verzoek om ook die te behandelen. Vandaar deze wekelijkse rubriek.
Mocht u ook een ‘verwarpaar’ behandeld willen zien, plaats dan een reactie onder deze rubriek. Kijkt u dan wel even op de website om te zien of de woorden al zijn opgenomen.
angst / vrees
Er is een heel klein verschil.
angst gevoel van benauwdheid door dreigend gevaar of onheil
Na de gasontploffing zat de angst er goed in bij de buurtbewoners.
vrees gevoel van beklemming door dreigend gevaar of onheil
Ik deel niet de vrees dat door deze maatregel de wijk verder zal verpauperen.
De woorden worden vaak door elkaar gebruikt. Maar toch is er een – lastig te omschrijven – klein verschil. Kijkt u mee naar de volgende woorden:
faalangst hoogtevrees
slikangst pleinvrees
vliegangst smetvrees
In deze samenstellingen zijn de woorden niet inwisselbaar. Hoe zit dat? Voor angst en vrees zijn de volgende onderscheidingen zijn voorgesteld: 1. Angst is ingebeeld maar vrees heeft een concreet object. 2. Angst is een reactie op een bestaande situatie, bij vrees is die situatie er nog niet. Maar deze onderscheidingen verklaren niet waarom we niet kunnen spreken van faalvrees of hoogteangst, enz.
De volgende twee onderscheidingen lijken beter te verdedigen. 1. Angst is iets heftiger dan vrees. Je krijgt dan als het ware nauwelijks adem meer, vandaar ‘benauwing’ in de omschrijving. 2. Vrees duurt vaak iets langer dan angst, vandaar ‘beklemming’ in de omschrijving. Het verschil is dan gebaseerd op intensiteit én duur.
Tegenvoorbeelden? Ja die zijn er. Want woorden als bindingsangst en levensangst laten zien dat ook angst een duur-aspect kan hebben. Misschien gaat het duur-verschil niet in alle gevallen op, maar het verschil in intensiteit houdt (nog) wel stand. Tenminste wanneer u ook een klein verschil ervaart tussen examenangst en examenvrees, liftangst en liftvrees.
Tot slot nog twee verwante woorden: bang zijn en schrik. Schrik is heftige angst door een plotselinge, gevaarlijke situatie. En Ik ben bang dat is een vaak iets zwakkere variant van vrees, en ook iets minder stijf dan ‘Mijn vrees is dat’.
Rob Duijf zegt
”Schrik’ is heftige angst door een plotselinge, gevaarlijke situatie.’
Stel, je steekt de straat over en er komt met 300 km per uur een auto op je af, die je pas op het laatste moment waarneemt. In slechts een onderdeel van een seconde komt je oerbrein in actie, de amygdala of ‘krokodillenbrein’. Zonder er bij na te denken, spring je weg voor het aanstormende monster.
Eenmaal veilig op de stoep wordt je je bewust van wat er is gebeurt. Dat gebeurt in je hogere brein, de cortex. Je denkt: ‘pfff, dat was op het nippertje, ik had wel dood kunnen zijn.’ Bij die gedachte breekt je het angstzweet uit.
Er is dus in het algemeen een relatie tussen de beeldvorming van wat er wel of niet had of zou kunnen gebeuren in een bepaalde situatie en het ontstaan van angst. Angst en vrees (het is vooral een taalkundig onderscheid, maar psychologisch is er eigenlijk geen verschil) zijn even concreet als schrik, met alle klinische en psychologische stresskenmerken, van milde stress tot hevige doodsangst. De actie die we schrik noemen – in confrontatie met een reëel gevaarlijke situatie – gaat echter buiten het bewustzijn om.
Het is dus niet het reële gevaar zelf, maar de gedachte aan de mogelijke gevolgen die angst oproept en versterkt. Zo kun je in volstrekt veilige omstandigheden toch bang worden en blokkeren. Evenzo kun je in levensgevaarlijke omstandigheden merkwaardige beslissingen nemen, die het gevaar zelfs nog kunnen vergroten. Niet voor niets luidt het spreekwoord: ‘Angst is een slechte raadgever’…
Gerard van der Leeuw zegt
Ik denk aan ‘vreesachtig’ en ‘angstig’ . ook met flinke verschillen.
En wat van ‘de vreze des Heeren’??
dat heeft iets met ontzag, het ’tremendum’ etc. te maken. ‘angst voor de Heer’ zou betekenden dat je bang was omdat je een snoepje gejat had……. En je hebt wel een angsthaas, maar geen vreeshaas.
DirkJan zegt
Ik kan me niet helemaal vinden in de definitie van angst bij dreigend gevaar. Vrees associeer ik altijd met dreigend, maar angst is ook wat op het moment gebeurt, je kan in angst zitten en dan ben je de dreiging voorbij.
Rob Duijf zegt
Ik denk, dat je het nauwkeuriger moet formuleren. Op het moment dat je met dreigend gevaar wordt geconfronteerd, staat je hele systeem direct op scherp. Dat proces wordt aangestuurd door de amygdala, je oerbrein. De adrenaline giert door je lijf, in een onderdeel van een seconde is er sprake van vechten, vluchten of bevriezen. Je pupillen verkleinen of vergroten, je hartslag gaat omhoog, je krijgt een droge mond, je haren gaan recht overeind staan, je krijgt kippenvel, het zweet breekt je uit, je doet het in je broek, etc. Dat is fysieke angst.
Op het moment dat je je bewust wordt van de situatie, ga je er over nadenken: ‘mijn god, misschien ga ik wel dood’ o.i.d. Bij die gedachte stuurt de cortex – het hogere brein – het systeem weer aan en gebeurt precies hetzelfde, met dit verschil dat de angst blijft bestaan op het moment dat de dreigende situatie al weer voorbij is. Evenzo kun je die angst weer voelen – oproepen – op het moment dat je aan de gebeurtenis terugdenkt, zelfs na lange tijd (denk bijv. aan PTSS). Dat is psychologische angst, die zich kan voordoen, uondanks dat je je in een volstrekt veilige situatie bevind.
Dat is wat er ongeveer gebeurt (de breinprocessen zijn ongelofelijk complex). De vraag is dus, hoe we een en ander benoemen. Bij ‘vrees’ denk ik dan aan een imaginaire situatie, waarin je denkt aan wat er bijv. zou kunnen gebeuren: examenvrees (‘Als ik de antwoorden maar weet’), hoogtevrees (‘Als ik maar niet val’), podiumvrees (plankenkoorts: ‘Als ze het maar leuk vinden, als ik mijn tekst maar weet, als ik die hoge noot maar haal’) etc. In deze situaties is er feitelijk sprake van psychologische angst.
Ik dat dat helpt, niet alleen om tot goede definities te komen, maar ook tot een beter begrip van het enerverende en aangrijpende verschijnsel dat we angst noemen.
Harry Reintjes zegt
na alles hierboven gelezen te hebben ben ik toch bang, vrees ik toch, maar schrik ik er niet voor terug te moeten constateren dat, net als “beauty”, angst, vrees of schrik “in the eyes of the beholder” zijn.