Verwarwoordenboek Vervolg (122)
Door Jan Renkema
In het Verwarwoordenboek worden zo’n 500 woordparen behandeld met vaak onduidelijke verschillen: afgunst-jaloezie, bloot-naakt, geliefd-populair, plaats-plek, enz. Talrijke lezers hebben woordparen aangedragen met het verzoek om ook die te behandelen. Vandaar deze wekelijkse rubriek.
Mocht u ook een ‘verwarpaar’ behandeld willen zien, plaats dan een reactie onder deze rubriek. Kijkt u dan wel even op de website om te zien of de woorden al zijn opgenomen.
basiliek / kathedraal
De woorden verschillen in betekenis.
basiliek bouwvorm uit de Oudheid, eretitel voor kerkgebouw
De basiliek van Constantijn in Trier werd al vroeg in de middeleeuwen het paleis van de aartsbisschop.
kathedraal bisschopskerk
De Dom van Utrecht is wel een kathedraal, maar geen basiliek.
Een basiliek (van het Griekse woord voor ‘koning’) was oorspronkelijk een rechthoekige bouwvorm met verhoogd middendeel en zuilengalerijen. Daar sprak de koning recht en werd handel gedreven. Een kathedraal is een kerk waar een bisschop zijn zetel, zijn ‘cathedra’ heeft. Aan een kathedraal werd soms de eretitel basiliek verleend, bijvoorbeeld als de kerk een belangrijke functie had als bedevaartsoord.
Als u het verschil minder relevant vindt, kunt u in beide gevallen het woord dom (van het Latijnse ‘domus’, huis, gebruiken. Het woord wordt ook wel gelezen als afkorting van ‘Deo Optimo Maximo’. Dit betekent, ‘aan de grootste God gewijd’, maar dat zijn natuurlijk alle kerkgebouwen. Beide woorden in één zin: Nederland telt twee kathedrale basilieken, de Sint Jan in Den Bosch en de Sint Bavo in Haarlem.
jandeputter zegt
Voor het middenschip van de dom van Utrecht instortte was deze kerk toch echt een (kruis)basiliek. Deze architectonische vorm hebben de meeste gotische kerken. Een middenschip met daarnaast twee lagere zijbeuken.
Rob Duijf zegt
De Romeinse ‘basilica’ is de oorspronkelijke, klassieke bouwvorm, waarop de latere Romaanse en Gotische kerkarchitectuur teruggaat. De basilica heeft een rechthoekig grondplan met twee zuilenrijen. Aan het uiteinde kon zich een halfronde absis bevinden, waar de zetel stond van een rechter of een magistraat.
Keizer Constantijn de Grote handhaafde die absis aan zijn kerken als de plek waar de priester zich bevond. Door toevoeging van twee dwarsbeuken, de transsepten, ontstond de kruisbasiliek waar het hoogaltaar staat en die het gebouw verdeelt in schip en koor.
De Domkerk in Utrecht is dus bouwkundig gezien een kruisbasiliek of kruiskerk. Omdat het de zetel is van de bisschop wordt zo’n kerk dan een kathedraal of dom genoemd. En zoals Jan Renkema terecht opmerkt kan ‘basiliek’ ook nog een eretitel zijn voor een kathedraal, maar dat heeft niets met de architectuur van doen.