Aan Rembrandt
Wie heeft het donker zoo met licht bezield
Als gij die koning zijt van zichtbre dingen.
Geen zon kon ooit het duister zoo doordringen
Als nacht van ziel uw oog dat ge open hieldt –
Levende lichtkern flonkering-omwield –
Tot al de golven van haar schemeringen
Kleurden en weken en bestaan ontvingen
Van werkelijke wezens, nacht-omkrield.
Als de demonen die voor de englen stortten
In de afgrond, wiegden, wankten om de straling
Van uw geschapene gestalten, puinen
Van schaduwen: vast, zonder breuk of horten,
Zweefde op de zwaarte van hun donkre daling
Uw stijgens-reede licht in klaar bazuinen.
Albert Verwey (1865-1937)
uit: Het zichtbaar geheim (1915)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter