Stadsgezicht
Zacht in het vochte regenvlies vervloeid,
Staan plans van natte kleur, met kalme, pure
Kontoeren: donker-fonklend ookre muren,
En daakjes van karmijnrood, dat stil gloeit
Bij ’t fijne grijs der lucht, die klammig broeit.
De scheeve dake’ en waggelende muren
Glibbren van gave, glanzende glazuren,
Door fijn, geduldig reegnen neergesproeid.
Dat wou ’k, als in email, dun opgeleid,
Aaneengeschoven uit geheim van kleuren,
Geschilderd zien met veel nauwlettendheid.
Dan zou ik ’t laten kijken aan mijn vrinden…
Die zou’n aandachtig komen zien en ’t keuren,
En ’t net als ik, een mooi oud straatje vinden.
Jan Veth (1864-1925)
uit: De zwerver spreekt (1920)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter