De Multatulileesursus (37)
Door Marc van Oostendorp
– Iedereen heeft altijd maar zijn mond vol over de cultuur, heden ten dage, maar niemand neemt ooit de moeite uit te leggen wat dat precies is.
– Mensen, allemaal stil! Hier gaat iemand een definitie geven van cultuur!
– Een levende cultuur lijkt mij een voortdurende conversatie met steeds nieuwe deelnemers. Het is commentaar, en commentaar op commentaar, en metacommentaar op al dat commentaar.
– En is Multatuli daar een goed voorbeeld van?
– Nou ja, je kunt niet ontkennen dat hij zelf niet allerlei commentaar had, ook op andere schrijvers…
– … zijn kritiek op Bilderdijk! Ik kan niet wachten tot we daar eindelijk aan toegekomen zijn…
– … en er is bovendien geen schrijver over wie zoveel andere schrijvers geschreven hebben, alleen Couperus komt misschien een beetje in de buurt, en alleen al om die reden is hij niet uit de Nederlandse cultuur weg te schrijven.
– Altijd goed om te horen dat wij hier onder het genot van een glaasje port de fakkel van de Nederlandse identiteit mogen dragen!
– Van al dat commentaar is wat dat betreft Atte Jongstra’s Kristalman toch wel een van de interessantste. Zijn idee lijkt sterk op het jouwe: het werk van Multatuli is een kristal, die bestaat uit steeds kleinere kristallen, en een thema van Miljoenenstudiën, zo niet van heel het oeuvre van Douwes Dekker, is ‘alles is in alles’.
Men kan zich afvragen of Multatuli zich tijdens het schrijven voortdurend bewust is van wat hij doet. Breng je intuïtie maar eens onder woorden. Gaande zijn carrière als auteur is hij zich wel zeer bewust geworden van zijn voetnootachtigheid boven- en ondergronds. Dat hij in zijn laatste roman het begrip ‘kristallisatie’ thematiseert, is dan ook geen wonder. Hij heeft op dat moment zijn poëticaal bewustzijn tot aan het plafond van zijn vermogen opgetild. Heel zijn werk is één grote klont kristallen, eigenlijk van den beginne af aan.
– Ik vond Kristalman dan ook een briljant boek. Fijn om het zeven jaar na dato nog eens te mogen herlezen.
– 2012 ligt inmiddels alweer een eeuwigheid achter ons. Kristalman is nog het beste te bestellen via Boekwinkeltjes.
– Ja, en ondertussen ben je je er als lezer erg van bewust dat Jongstra wel op zit te geven van de DBNL en van internet, maar dat er toen nog lang niet zoveel kranten online stonden, laat staan de Volledige Werken. En dat hij inmiddels met redelijk veel kabaal gescheiden is van de vrouw over wie hij het in Kristalman regematig heeft.
– Ja, dat werpt wel een interessant licht op het feit dat hij omstandig probeert aan te tonen dat de titels van het Pak van Sjaalman vermomde noodkreten zijn waarmee Douwes Dekker zou hebben willen zeggen dat hij van Tine af wilde.
– Maar vonden jullie dit nu echt zo’n goed boek? In die twee lange afdelingen Boeiende kwesties wordt er wel heel veel bijgehaald: vooral hobby’s van Jongstra. Wat heeft de grote schrijver te melden over worst of over kachels? Niet zo heel veel, blijkt dan.
– Ik vind het sowieso eigenaardig dat zo iemand als Jongstra van die hobby’s heeft. Ik ken eigenlijk niemand met zulke ‘hobby’s’, dat hij alles wil weten over een bepaald zo vreemd afgebakend onderwerp. Ik geloof ook niet dat Multatuli zulke hobby’s had, ik zou in ieder geval niet weten welke.
– Hij zou dat misschien zelfs hebben geschaard onder de verafschuwde ‘specialiteiten’. En sowieso: niet voor niets prijst Jongstra Multatuli als een schrijver met enorme ambities. Hij wilde niet eens zozeer ‘de staat van Nederland’ of ‘de mens in hedendaags Europa’ of zo beschrijven, al deed hij dat ook wel, maar hij probeerde te boren in de vraag wat het betekent om mens te zijn. Dat is nog wel eens wat anders dan geëmmer over worst!
– Is dat zo?
– Ik ben het wel met jou eens dat die ‘boeiende kwesties’ niet het beste zijn. Maar vooral het laatste deel, dat een heel nauwkeurige analyse geeft van de ingewikkelde relatie tussen Multatuli en het gevoel, ben ik toch wel onder de indruk.
– Ik ben zover niet gekomen.
– Hij laat zien dat Multatuli altijd heel verstandelijk is. Er is weinig gevoel en vooral weinig zinnelijkheid in het werk. Max Havelaar wordt weliswaar vaak voorgesteld als een soort romantische held, maar de enige passages in die roman waarin sprake is van kleuren en geuren zijn bewerkingen van andermans werk.
– Zoals hij dus ook niet of nauwelijks over erotiek schrijft.
– Ja, Jongstra suggereert zelfs dat hij daar niet erg in geïnteresseerd moet zijn geweest. Jongstra vindt Tine en Mimi lelijk, en dat zo’n aanbeden schrijver met zulke middelmatige vrouwen genoegen heeft genomen, is volgens hem een aanwijzing dat het Multatuli om andere dingen te doen was, zoals de bereidheid zich voor de schrijver op te offeren.
– Dat is toch wel een beetje psychologie van de koude grond.
– Van mij mag dat, omdat Kristalman zelf ook weer een literair werk is. Multatuli is een personage in een essay dat bijna een roman is.
– Zo zijn er meer mooie inzichten, vind ik. Met allerlei bewijsplaatsen laat hij zijn dat Multatuli geloofde in een vorn van écriture automatique: almaar voortschrijven, zonder eerst een structuur te bedenken. De zaak laten kristalliseren. Al in een brief aan Kruseman uit 1851, dus 9 jaar voor Max Havelaar zal verschijnen, schrijft hij: “Heb je dat ook wel dat ge geen baas zijt over uw geschrijf? Het is niet goed, maar toch, er is een soort van genoegen in je zoo geheel en al weg te geven aan den indruk van ’t ogenblik […], iets opiumachtigs.” Zoals hij later schrijft:
Ik schryf naar den indruk van ’t oogenblik, zonder my te bekommeren, noch om verband, noch om homogeniteit, noch om eindelyke konklusie. Vandaar dan ook dat ik zoo dikwyls van onderwerp verander.
Er ligt alzoo in dit gebrek aan methode een soort van… methode. En deze is – onder zekere gegevens – de slechtste niet. Wie steeds naar z’n beste weten zegt wat hem voorkomt waar te zyn, kan nooit met zichzelf in tegenspraak komen. De hieruit voortspruitende harmonie tusschen gedachten die op onderscheiden tydstippen en in geheel verschillende omstandigheden geuit werden, getuigt misschien voor waarheid doch ongetwyfeld voor oprechtheid.
– Hij “laat zich leiden door taal en tekst”, zegt Jongstra daarover. “Niet willoos zelf, maar wel met beide ogen open voor wat het door hem gecreëerde organisme wil.”
– Dat lijkt me heel goed gezegd. Het past ook bij het idee dat Multatuli eigenlijk vooral een spreker was, en dat hij als spreker urenlang leek te kunnen improviseren op basis van een paar aantekeningen.
– En precies die manier van schrijven, laten opborrelen wat er in je opkomt, is misschien wel dé manier om de conversatie op te bouwen die cultuur heet. Jongstra noemt Multatuli en zichzelf schrijvers van ‘opengewerkte literatuur’ die ook zichzelf voortdurend ter discussie stelt.
– En zo grijpt alles in elkaar. We zijn rond! Wat lezen we volgende week?
– Volgens mij moeten we de ‘Divagatiën over zeker soort van liberalismus’ nog lezen. Daar schreef hij zelfs voor de Miljoenenstudiën aan.
– Goed, mensen, volgende week terug naar deel 5 van de Volledige Werken!
Laat een reactie achter