De Multatulileescursus (33)
Door Marc van Oostendorp
– Het is bij de correspondentie van publieke personen altijd interessant om de discrepantie te zien tussen wat ze privé schreven en wat ze in de openbaarheid brachten.
– Is Multatuli nu niet bij uitstek één van de schrijvers bij wie die zaken in elkaar overlopen?
– Dat lijkt me een misverstand. In de brieven in deel 14 klaagt hij bijvoorbeeld in bijna iedere brief dat hij zo moe is, dat de fut eruit is. Terwijl we vorige week net hebben geconstateerd dat het derde deel van de Ideeën dat hij toen voltooide een van de vitaalste boeken in zijn oeuvre is.
– Nou ja, dat constateerde jij.
– Hij schrijft bijvoorbeeld aan Roorda, zijn belangrijkste correspondent in dit jaar:
Geloof […] dat ik niet werken kan als ik bedorven wordt door bittere aanraking met het dagelyksche. ’t Is geen praatje, geen fraze, als ik zeg dat ik moê ben. Ik ben gedurig genoodzaakt my met bovenmenschelyke inspanning tot werken bekwaam te maken. Om één ding te noemen zoodra ik door geldzaken geagiteerd ben, kan ik niet zién.
– Oh ja, ik noteerde eerder al:
O! dit alles belemmert zoo de vlugt van mynen geest! Het dooft de liefde uit. Al wat er liefelyks suisde in myn ziel wordt overstemd. En ’t is juist dát gevoel, dat my zoo onbekwaam maakt. Want al dat razen en schelden wondt myzelf ’t meest. Ik wilde niets liever dan zacht en goedig zyn. Maar dat wordt me onmogelyk gemaakt, en ik vrees zoo, dat ik door overmaat van bitterheid weldra niet meer in staat wezen zal ’t ware van ’t onware te onderscheiden.-
– Ik vind dat allemaal typisch Multatuliaanse aanstellerij. Oh, oh, wat vindt meneer zichzelf zielig.
– Nee, dat denk ik niet. Een ander zou het zich misschien allemaal niet zo hebben aangetrokken, maar ik denk dat hij er echt onder leed.
– Maar die problemen met ‘geldzaken’ had hij natuurlijk aan zichzelf te wijten.
– Vast, maar dat betekent nog niet dat hij niet inderdaad armoede leed. Ook nesten waarin je jezelf gewerkt hebt, kunnen prikken. En we weten dat armoede ervoor zorgt dat je suffiger wordt en minder scherp.
– Wat dat betreft kunnen we de tijdgenoten van Douwes Dekker wel verwijten dat ze niet meer hebben gedaan om hem van die ‘agitatie’ af te halen. Wat een schitterende boeken had dat de Nederlandse literatuur kunnen opleveren!
– Nee, ik vind dat hij dat echt zelf had moeten doen.
– Maar als een kunstenaar nu wel in staat is tot allerlei prachtigs mits er voor hem gezorgd wordt en niet voor zichzelf kan zorgen? Moet de samenleving dan zo iemand niet helpen? Al is het maar uit eigenbelang?
– Nou ja, wel als je het in het belang van een samenleving vindt dat iemand tegen vaccinatie agiteert, zoals Multatuli in een van zijn brieven aan Roorda doet als hij uitlegt dat strijd tegen de pokken ook betekent dat een bepaald soort schoonheid uit de samenleving verdwijnt:
Vaccinatie? Ik durf niet oordeelen, maar vrees dat gy gelyk hebt. In de zaak zelf ben ik incompetent, maar oordeelende by analogie en naar oppervlakkige verschynsels, kan de zaak niet goed zyn. In onze jeugd waren de gevolgen van niet-enten frequenter: men zag meer pokdaligen. Welnu, al de pokdaligen die ik gekend heb, hadden een frissche gelaatskleur. Lang voor ik had nagedacht over vaccinatie, hoorde ik een klakkeloos getuigenis tegen dat kunstje. Ik was ’n kind en had ’n woord opgevangen dat ik niet verstond: kaarsmooi. Let wel: kaars. De burgerlui brandden nog geen lampen. Zeker man werd door ’n oude meid: kaarsmooi genoemd, en – zei ze er by – ‘dat zyn mottige mensen altyd.’ Bedoelde man was ’n toonbeeld van frissche gezondheid, en by de kaars zag men de putjes der pokken niet, want… ‘mottig’ was-i. En sedert dien tyd lette ik op die schoonheid der pokdaligen by kaarslicht.
– Dat kan inderdaad zo het internet op, om een van die fijne antiwetenschappelijke sites te ondersteunen.
– Wel een fraai woord, trouwens, kaarsmooi.
– Is niet van hem. Staat ook in het WNT, met een citaat van Beets.
– Wat ik juist interessant vond aan dit deel zijn alle besprekingen die er zijn opgenomen…
– … grotendeels overigens van zijn brochure over Vrije Arbeid, die we nog niet gelezen hebben.
– Nee, maar in zekere zin is dat ook wel een voordeel. Je kunt je nu richten op die besprekingen zélf. Helemaal aan het begin van het jaar verschijnt er een artikel in de N.R.C. waarin hem flink de waarheid wordt gezegd. Hij zou wat minder over de actualiteit moeten schrijven en wat meer mooie romans. Ik vind dat stuk heel goed gezien:
De kracht van Multatuli is niet gelegen in degelijke, heldere, overtuigende redeneering, in nauwkeurige waardeering van feiten, volledige verzameling van gegevens en consequente, logische deductie, voor welke de tegenstander buigen moet. In schetsen, voorstellen is hij een meester. Naarmate zijn verhaal een dramatisch karakter krijgt, des te aangrijpender wordt het. Zijn Max Havelaar had zoo buitengewoon succes, omdat hij dit karakter in buitengewone mate draagt; zijn ’t niet de meest dramatische gedeelten: Saïdja, de toespraak aan de hoofden, enz. die ’t hoogst staan aangeschreven en ’t meest worden vermeld? Multatuli doet dan ook zichzelf, evenzeer als anderen ongelijk, wanneer hij denkt, dat ‘Max Havelaar hemelhoog verheven werd, omdat men meende dien te kunnen gebruiken als partijwapen. Dit moge van enkelen waar zijn, die enkelen konden Max Havelaar zijn populariteit niet bezorgen. Deze dankt hij aan de sympathie van ’t groote, beschaafde publiek, dat met partijstrijd, vooral met den koloniaal-politieken, zich zeer weinig bezig hield en daarin eerst begon belang te stellen toen Max Havelaar ’t uit zijn onverschilligheid had opgewekt.
– Ja, in brieven dat jaar klaagt Multatuli er ook over, dat iedereen altijd maar begint over die mooie Max Havelaar.
– En maanden na dat artikel in N.R.C. blijft hij er woedend over, terwijl die journalist misschien gewoon gelijk had. Was hij wel zo’n logisch denker als hij zelf dacht? Had hij niet meer verhalen moeten schrijven? Wie wil er nu, anno 2019, nog brochures lezen over Vrije Arbeid? Had hij niet veel beter Woutertje Pieterse kunnen afmaken en nog wat echt mooie boeken kunnen componeren? Iedereen weet dat hij dingen ambieerde buiten het schrijven waar hij geen talent voor had, zoals topambtenaar zijn of Kamerlid. Misschien wilde hij wel zelfs in zijn schrijven dingen die hij eigenlijk minder goed kon.
– Oh ja, en dat hij dat niet heeft gedaan is zeker ook de schuld van zijn tijdgenoten?
– Waarom zou je je als het gaat om een kunstenaar verliezen in dit soort had hij maar-spelletjes? Met wat hij wél geschreven heeft, hebben we tot nu toe toch al ruim een half jaar de grootste lol?
– Dat brengt me op de vraag: wat zullen we volgende week gaan lezen?
– Dat lijkt me nogal logisch: die brochure over Vrije Arbeid waar jullie zo naar uitkijken.
– Nee, wacht, ik heb een alternatief. Er is onlangs een nieuwe vertaling verschenen van Max Havelaar in het Engels. Zullen we het daar eerst over hebben?
– Ja, hoera! Eindelijk weer eens Max Havelaar!
Aaltje Duursma zegt
De link naar de nieuwe vertaling werkt niet, foutje bij het knippen en plakken zo te zien.