Door Wiel Kusters
Hoe is deze speciale editie van Harry Mulisch’ roman Siegfried met een opdracht van de schrijver aan Job Cohen in mijn boekenkast beland? Heb ik het uit de collectie van de oud-burgemeester van Amsterdam ontvreemd?
Ik heb het van hem gekregen. Job gaf het mij met de woorden: ‘Hier, dit hoort bij jou.’
Op de dag van de feestelijke presentatie van Siegfried, 1 februari 2001 in de Amstelkerk in Amsterdam, was Cohen nog maar net burgemeester van de hoofdstad. Het in ontvangst nemen van het eerste exemplaar van Mulisch’ ‘zwarte idylle’ was zijn eerste representatieve optreden in het openbaar. Met een toespraak die natuurlijk niet alleen tot de schrijver zou zijn gericht, maar over diens hoofd heen ook tot een publiek van literair geïnteresseerden. Tot de culturele elite van de hoofdstad, zo mag het misschien ook wel worden genoemd.
Job had mij kort van tevoren, toen het boek hem alvast ter inzage was gegeven, gevraagd of ik, in de hoedanigheid van ‘geheim wapen’, niet een speech voor hem wilde schrijven. Wij kenden elkaar vriendschappelijk van Maastricht University, waar hij rector magnificus was geweest. En wat ik nog nooit eerder gedaan had, deed ik toen. Ik schreef die toespraak en trad voor het eerst (en het laatst) van mijn leven als ghostwriter op.
Na de feestelijkheid belde Job me vanuit de auto op. Zijn optreden was een groot succes geweest, zei hij, daar hoefde hij geen doekjes om te winden. Hij had ook gehoord dat er gespeculeerd werd over de vraag wie de schrijver was van zijn verhaal. Alleen Cees Nooteboom had vermoed dat ik het was.
Nu heb ik het genoegen gehad van vele ontmoetingen met Harry Mulisch, in de tijd dat wij samen in de Gids-redactie zaten. Maar ik heb hem nooit officieel ‘toegesproken’ anders dan in de persoon en met de stem van de Amsterdamse burgemeester. Ik ben gelukkig Wiel Kusters maar.
In hun boek Job Cohen, burgemeester van Nederland hebben de journalisten Hugo Lochtenberg en Marcel Wiegman in 2010 het vermoeden geuit dat het Michaël Zeeman was die de speech voor Job Cohen geschreven had. Dat is hierbij dus rechtgezet. In overeenstemming overigens met Job zelf, die ons avontuurtje zelf wereldkundig maakte bij mijn afscheid van Universiteit Maastricht vier jaar geleden. Als ‘aanvulling’ op een bibliografie die mij bij deze gelegenheid door mijn faculteit werd aangeboden.
De tekst van de toespraak is in 2002 afgedrukt in de bij De Bezige Bij verschenen bundel Mulisch toegesproken. Onder de naam Job Cohen, dat spreekt.
Het meeste plezier heb ik zelf destijds beleefd aan de zin: ‘U bent gelukkig Harry Mulisch maar’, die ik Job Cohen in een volle Amstelkerk kon laten uitspreken.
Laat een reactie achter