De Multatulileesursus (39)
– Ik was nogal teleurgesteld. Zeg nou eerlijk, als je een boekje ter hand neemt met de titel Divagatiën over zeker soort van liberalismus, dan verwacht je toch dat de schrijver daarin zijn politieke opvattingen uiteenzet? Zeker als die schrijver geprobeerd heeft in de Tweede Kamer te komen?
– Nou, de titel divagatieën en vooral de naam van de schrijver hadden je toch op andere gedachten kunnen brengen.
– Maar hier komt dat hele liberalisme er wel heel bekaaid vanaf, zeg nou zelf. Af en toe stelt hij het even aan de orde, maar het is meer alsof hij dan ineens beseft dat het woord nu eenmaal in de titel staat, dus dat hij niet helemaal net kan doen alsof het niet bestaat.
– Maar het is toch volkomen duidelijk dat hij hier een ander soort liberalisme bedoelt? Dat hij zich juist verzet tegen een definitie van liberalisme in termen van stemgedrag in de Tweede Kamer?
– Ja, hij geeft zelfs een definitie:
Liberaal zyn bestaat: in het voortdurend gemoedelyk zoeken naar waarheid, en in ’t eerlyk toepassen van de verkregen resultaten.
– Horen jullie dat, D66 en VVD?
– Het gesjoemel van D66 over de miljoenen die zogenaamd naar het hoger onderwijs zouden gaan, terwijl er ondertussen grote kaalslag wordt aangericht! Gemoedelijk is anders.
– Gemoedelijk heeft hier een betekenis die het tegenwoordig geloof ik niet meer heeft. We bedoelen er nu ongeveer hetzelfde mee als gemütlich. dus genoeglijk.
– Ja, volgens het WNT in 1887 …
– …het jaar van het overlijden van Douwes Dekker ofwel slechts 17 jaar nadat hij het bovenstaande schreef…
– kwam die betekenis vooral voor onder “het jongere geslacht, dat meer dan het oudere onder dien invloed staat”.
– Dat jongere geslacht is inmiddels ook allang dood. En nu weet niemand meer dat het ooit ‘met een ernstig gemoed’ betekende, het betekent voor zelfs de oudste knar bijna het tegenovergestelde.
– Genoeg gedivageerd! Iedereen die niet aan deze definitie voldoet is dus geen echte liberaal volgens Multatuli. Terwijl het volkomen onduidelijk is wat die definitie nog met de vrijheid te maken heeft.
– Dit was gewoon Multatuli’s eigen levensprogramma, en dan verwijt hij anderen dat ze hem daar niet in volgen en zich toch liberaal noemen.
– Nee, ik geloof toch dat dit werkelijk een vorm van liberalisme is. Althans, in de zin dat wat er tegenover conservatisme staat in zijn tijd per definitie liberalisme werd genoemd. En conservatisme, behoud, betekende: blijven vasthouden aan wat je eenmaal voor waar had aangenomen. Dat maakt hij dan ook volkomen belachelijk. Maar net zo goed verzet hij zich tegen politiek liberalen die ook niet bereid zijn voortdurend alles ter discussie te stellen.
Met welk recht werpen wy den behouders hun voorvaderlyke pruik voor de voeten, indien we de kracht en den moed missen, onszelf den blinddoek van ’t gelaat te rukken, en de slaapmuts van het hoofd?
– Ja, hij maakt vooral bezwaar tegen die blinddoeken en slaapmutsen. Liberalen moeten wakker zijn!
– Gemoedelijk!
– Precies. Hij vindt dat de liberalen, die kennelijk eigenlijk ook atheïsten horen te zijn, heel wat te leren hebben van orthodoxe gelovigen. Dat is een thema dat trouwens wel vaker bij Multatuli voorkomt: bewondering voor de echt orthodoxe gelovigen, want die staan tenminste ergens voor, al is dat dan heel wat anders dan Douwes Dekker zelf geloofde. Tegen het eind komt er dan ook een hele tirade, een liberale preek:
Want het liberalismus eist waarheid, en geen kwakzalvery. Het liberalismus is geen zoetelende, pluimstrykige, vals-liefkozende deerne, geen meretrix blanda, die ieder streelt. Vryzinnigheid moet fors optreden, waar men haar koningin beledigt, die Waarheid heet. Geen genade voor ’t ongedierte, dat door z’n venynig meesissen de stemmen verdooft dergenen die uit hun harten iets anders putten ter verkondiging, dan dreun. Is het geen stellig kwaad, dat de oren des volks, dat de smaak der jeugd, dat het gezond verstand van allen wordt bedorven door die parasieten van ‘het woord’? Is ’t geen plicht hun… ’t zwygen op te leggen?… Dit is onmogelyk. Maar wél zou ’t kunnen zyn, dat deze of gene, aangespoord door de gemaakte opmerkingen – liever nog, door die beschouwingen opgewekt tot eigen opmerking – zich genoopt voelde tot fluiten, waar de dreunsaltimbanken den mond openen.
– In deze passage kondigt zich geloof ik ook al de woordkunst van de Tachtigers aan.
– Ja, als Multatuli ergens een eredienst voor zou oprichten, zou het uiteindelijk voor het Woord zijn. Een groot deel van deze brochure bestaat uit klachten dat mensen zo slecht lezen, en dat degenen die kunnen schrijven dat talent zo vaak alleen gebruiken om mooie maar gedachteloze ‘frasen’ neer te schrijven.
Niet ieder die zyn gedachten nagenoeg onder woorden weet te brengen, levert daardoor het bewys: dat zyn gedachten die woorden, en ’t luisteren daarnaar, waard zyn
– Over die klacht dat iedereen zo slecht leest gesproken, snappen jullie wat hij daarmee bedoelt? Hij herhaalt het heel vaak in zijn werk, maar ik weet toch eigenlijk niet wat de klacht is. Ja, de lezers snapten hem niet altijd, maar hij had ook kunnen denken: mijn tijd komt nog wel, het is nu eenmaal ook hels ingewikkeld.
– In de huidige tijd weet ik ook geen schrijver die deze klacht de hele tijd zou durven uiten. Een moderne schrijver doet geloof ik toch vooral zijn best zo helder mogelijk te zijn, of is anders juist bewust hermetisch. Dat je als schrijver klaagt dat je ‘Publiek’ zo onbenullig is, dat komt niet vaak meer voor. Ja, de recensenten moeten het soms ontgelden, maar ‘het publiek’ wordt niet veel meer beschimpt.
– Maar kwam het in Multatuli’s tijd wel veel voor? Hij zegt zelf dat hij ook met die klacht over het niet begrepen worden niet begrepen wordt:
In een kring van vrienden verdedigde ik voor de honderdste maal de verdrietige thesis: dat ‘men’ niet lezen kan, en ik slaagde er weder niet in, myn ervaring op dit stuk overtuigend mede te delen aan myn hoorders.
– Hier neemt hij dus in ieder geval wel een deel van de verantwoordelijkheid op zich. Hij slaagt er niet in zijn ervaring overtuigend mede te delen.
– Toch is het een belangwekkende kwestie. Wanneer je als lezer meer wilt dan een beetje geamuseerd worden, kan er dan niet van je verwacht worden dat je een beetje je best doet? Vorige week lazen we Kristalman, waarin Atte Jongstra Multatuli prijst om de enorme ambitie van zijn schrijverschap: een antwoord formuleren op de vraag wat het betekent om mens te zijn.
– Ook uit deze divagatieën blijkt die ambitie trouwens weer. Hij kan niet eens alleen maar over de liberale politiek van zijn tijd schrijven, het wordt al meteen een stuk ambitieuzer.
– Maar zo’n antwoord is vrijwel per definitie ingewikkeld, en elke poging om het heel eenvoudig op te schrijven, mislukt, zeker als je afkerig bent van ‘frasen’. Mag de lezer daar dan over klagen?
– Bravo. De tragiek van Multatuli’s schrijverschap eindelijk kernachtig verwoord.
– Ja, dat, mét de observatie dat Multatuli juist vaak heel duidelijk schrijft.
– En de observatie dat het maar de vraag is of wat hij te melden had uiteindelijk nu zo heel diepgaand was. Of hij nu wel slaagde in die ambitie.
– En daarop is uiteindelijk toch maar één antwoord: hem goed lezen, hem goed leren lezen.
– Een leescursus volgen!
– Ja, misschien is dit een goed moment om voor volgende keer het boekje De redelijke natuur van J.J. Oversteegen (uit de DBNL!) in te lassen, dat blijkens de ondertitel gaat over ‘Multatuli’s literatuuropvatting’. Jongstra is er in Kristalman een beetje meewarig over, hij vindt het geloof ik dat Oversteegen wel erg schematisch is voor zo’n grillige schrijver.
– Interessant! Gaan we doen!
Wouter van der Land zegt
Zeer interessant in het licht van de speech van Rob Jetten die hier werd besproken: ‘Sinds 1900 is onderwijs in Nederland iets waar de overheid zich nadrukkelijk mee bemoeit. Sinds 1900 worden wij mens gemaakt. Mede dankzij de staat. (…) Het waren de liberalen die de leerplicht introduceerden. Het is dan ook aan liberalen, en dan bedoel ik échte liberalen, het onderwijs te koesteren.’
Jetten mist écht historisch besef. Zoals het stuk van Multatuli laat zien, was het begrip al voor 1900 verwaterd. Als je kunt zeggen dat er een ware betekenis van liberalisme is, dan is het het streven naar zo veel mogelijk economische en persoonlijke vrijheid en dus naar zo min mogelijk overheidsbemoeienis.
Het is zo dat de vrijheid van mensen toenoemt door educatie, maar door belastingeld bekostigd onderwijs en leerplicht zorgen weer voor minder vrijheid en bovendien bemoeit de staat zich met de inhoud van het onderwijs. Je kunt daar voorstander van zijn, maar het is pervers om dat liberalisme te noemen en taalverkrachting om je dan ‘échte liberaal’ te noemen. Liberaal is een relatief begrip; je kunt voorstander zijn van een minimale staat of zelfs helemaal geen staat willen.