Het meisje van Steinberg
Het meisje van Steinberg gezien,
in volle staat, doodstil,
met op haar achterste een staart,
de krullen op het hoofd
met veters aan elkaar geknoopt,
niet kwaad, maar breed,
– dat is, zei Stein, wat ik graag zie –
schouders van een kapitein,
pijpjes naaizij op gordijn,
boezem, maar met strikjes,
substrikjes in een gesp bijeen,
de armen bloot maar zeer voorzien,
en o, die benen, indrukwekkend,
zo zwaar en naast elkaar,
van nylons glaciaal …
Hij zei, dat zeggen ze allemaal,
maar zo moeten benen zijn,
waar ze de weelde van hierboven
– hij hing haar een horloge om,
een restje dit, de spelden in de mond,
een restje datkwadraat,
een stapel confectiehoeden
op het hoofd – dragen moeten.
Gerrit Krol (1934-2013)
uit: Een morgen in maart (1967)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter