Op de wandeling
Wij traden saam langs een verlaten laan:
Geen wind bewoog de looverlooze twijgen,
Wij voelden vredes ijlen nevel stijgen
En wisten ons van ’t kleed der vrees ontdaan.
En vreemd: die zoo vaak met haar was gegaan,
Haar liefde kende en liefdes rijke zwijgen,
Mij was nog nooit haar smal gelaat zoo eigen
En nooit had ik zoo diep haar blik verstaan,
—’ Ik weet nog wel: er riep geen klein geluid,
Een roerloos waas had alles overtogen,
Alleen klonk van een vogel ’t ver gefluit…
Wij spraken niet: maar stil, gelukbewust
Zijn onze hoofden tot elkaar gebogen
En zacht en lang heb ik haar mond gekust.
J.G. Danser (1893-1920)
uit: Ontmoetingen (1917
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter