Het is een ijzeren wet van de geschiedenis dat iedereen altijd overal kaalslag ziet, en denkt dat het vroeger allemaal beter was.
Het komt deels door de menselijke neiging te focussen op de problemen en veel minder op de mooie dingen die er in de eigen tijd gebeuren.
Ik kan de gamma- en de medische wetenschappen niet goed overzien, maar volgens mij beleven de geesteswetenschappen momenteel een ongekend interessante periode. Er is misschien geen sprake van bloei, maar toch eerder van opgang dan van neergang.
Allerlei problemen uit het verleden lijken langzaam te worden opgelost. Steeds meer tijdschriften en zelfs boeken verschijnen open access, en sowieso wordt er geëxperimenteerd met nieuwe publicatievormen. Het publiek buiten de muren van de universiteit wordt steeds nadrukkelijker en met steeds meer succes opgezocht. Grote aantallen studenten worden opgeleid in tal van prachtige vakken.
Tot staan gebracht
Laat ik het verdee versmallen tot mijn eigen vak, de neerlandistiek. Juist in al het tumult over ons vak hoor je tal van verhalen over hoe het nog maar enkele decennia geleden toeging: docenten die geen enkele interesse hadden voor wat de studenten nu echt meekregen van hun vak, laat staan voor de loopbaan die deze studenten later zouden afleggen. de manier waarop menige wetenschapper een levenlang ongestoord met zijn rug naar de maatschappij ging staan die de taal sprak die hij bestudeerde. Het dedain voor het middelbaar onderwijs dat juist traditioneel een belangrijke bestaansgrond biedt aan het vak. De eindeloze onderlinge kibbelarijen die men zich permitteerde over onbenullige vakinhoudelijke details en die menigeen het vak volkomen hebben tegengemaakt.
Het is allemaal nog niet helemaal voorbij, maar er wordt sinds een paar jaar met verve aan gewerkt. Het vak raakt georganiseerd – de Raad voor de Neerlandistiek verenigt alle universitaire neerlandici, en bijvoorbeeld via de Meesterschapsteams is er inmiddels een levendig contact tussen de universiteiten en het middelbaar onderwijs. Neerlandici treden op allerlei manieren naar buiten (iedere week hoor je bijvoorbeeld wel een collega bij De Taalstaat, waar werken voor de radio twintig jaar geleden nog niet bon ton was). Voor zover ik kan overzien zijn alle universitaire programma’s levendig en interessant; studenten zijn overal tevreden en hoewel de cijfers nog niet precies zijn, is mijn indruk dat de teruggang min of meer tot staan is gebracht.
Vervaarlijk
We zijn er nog niet, maar we zijn op de goede weg. Daar komt bij dat er de eerste voorzichtige tekenen zijn dat het heilloze eenheidsworstmodel van de wetenschap –die zogenaamd alleen voortgang kan maken in peer reviewed artikeltjes volgens een vast stramien en van ten hoogste 6 pagina’s – langzaam uit de gratie raakt, en er sowieso steeds meer kritiek klinkt op de neiging om alles in Excel-sheets te stoppen, wat doet hopen dat ons vak de komende decennia misschien wel meer kan bloeien dan ooit.
En precies dat alles gaat nu oneindig veel lastiger worden dankzij de botte bijl die minister Ingrid van Engelshoven (D66) vervaarlijk om zich heen zwaait. Kom daarom a.s. maandag 2 september (15.00-17.00) meeprotesteren aan Het Gerecht in Leiden!
Berthold van Maris zegt
Ik vind het veelzeggend dat deze blog over geesteswetenschappen en neerlandistiek helemaal niet over “wetenschap”, dwz wetenschappelijk onderzoek, gaat, maar over onderwijs, publicatiemogelijkheden, een gemoedelijke omgang met andere wetenschappers, p.r. en populariseren.
Gaat er de komende decennia nog iets nieuws ontdekt worden? En wat dan? Waar liggen de prioriteiten?
Peter-Arno Coppen zegt
Ik vind het veelzeggend dat uit deze reactie een beperkt Willie-Wortelbeeld van de wetenschap spreekt als een soort beroep waarin alleen maar “nieuwe dingen ontdekt” worden. Het Nederlandse onderzoek naar taal, taalgebruik en literatuur functioneert meestal in een internationale context, waar de klassieke vragen van de taalwetenschap, taalbeheersing en de literatuurwetenschap dominant zijn. In heel abstracte zin gaan al die vragen over de relatie tussen vorm, betekenis en context. Het grote raadsel van de taal is bijvoorbeeld hoe die relatie tussen vorm en betekenis ontstaat en werkt in de individuele context van de menselijke geest, en tegelijk in de interactie met anderen en een of verschillende culturen. En de laatste tijd bijvoorbeeld: wat voor rol de norm daarbij speelt. Prioriteiten verschillen natuurlijk per deelgebied; ik denk dat het ook meer aandachtsgebieden dan prioriteiten zijn.
Voor geesteswetenschappen in zijn algemeenheid geldt dat het meer beschouwende dan technische wetenschappen zijn: zij richten zich op de aard van de menselijke geest (overwegingen, drijfveren, oordelen, etc) en hoe die ontstaat en functioneert binnen en tussen individuen, en in verschillende contexten. Het is alleen al de moeite waard om te onderzoeken hoe dat in elkaar zit, zonder dat er meteen een kabel en een stekker aan moet komen te zitten.
Ik denk trouwens dat de beste natuurwetenschappers ook eerder willen onderzoeken hoe de wereld in elkaar zit, dan dat zij zo nodig allerlei nuttige “ontdekkingen” willen doen. Het doel van de wetenschap is niet het veranderen van de wereld, maar het onderzoeken ervan.
Berthold van Maris zegt
Er valt gewoon nog veel te ontdekken.
En ja, de echte wetenschapper is iemand die iets nieuws ontdekt.
Het recyclen van bestaande ideeen en inzichten is natuurlijk ook nuttig, maar dat noemen we geen wetenschap, maar onderwijs.
De blog van Marc gaat in mijn ogen over onderwijs, en niet over wetenschap.
Peter-Arno Coppen zegt
Ik wilde zeggen dat ik het niet met je eens was, maar het is gewoon onzin. Het idee dat wetenschappers de hele dag als een soort Willie Wortel uitvindingen zitten te fabriceren of als een Meester Prikkebeen ontdekkingen lopen te doen is echt wel heel naïef. Ontdekkingen zijn pas wetenschappelijk interessant als er een theorie bij gezet wordt die ze verklaart, of als ze die theorie een stukje verder helpen. Zelfs het stuk van Marc van vandaag, dat mee lijkt te gaan in die naïeve wetenschapsvisie en een “ontdekking” illustreert (als je dan met alle geweld ontdekkingen wilt) komt uit op het ”integreren in een groter verhaal” als het eigenlijke doel.
Als ik morgen “ontdek” dat mensen die pindakaas eten langer leven, dan is dat maatschappelijk ongetwijfeld belangwekkend en relevant, maar wetenschappelijk stelt het niets voor totdat ik er een theorie bij bedenk die dit verschijnsel verklaart.
Het doel van de wetenschap is niet het ontdekken van verschijnselen, maar het bouwen van theorieën. Het gaat niet om de romantische “ontdekking van de wereld”, het gaat om de verklaring van de wereld. Het toepassen van die verklaringen is ook ongetwijfeld nuttig, en dat kunnen we “toegepaste wetenschap” noemen, maar zonder theorievorming is het wat we vroeger “engineering” noemden.
De theorievorming die de kern van de wetenschap vormt zou ook het liefst met zo veel mogelijk “recyclen” (i.c. Integreren) van bestaande ideeën en inzichten gepaard moeten gaan. Ook het idee dat elke wetenschapper op omwentelingen gericht is, is een scheefgetrokken beeld dat voortkomt uit populisme sensatiebelustheid.
Dat je daarmee ook nog eens een sneer naar het onderwijs uitdeelt vind ik zelfs ongepast.
Marc van Oostendorp zegt
Ik geloof (of hoop) dat Berthold vooral zit te dollen (of zoals dat tegenwoordig heet: te trollen), want wat hij zegt getuigt inderdaad van een nogal naieve opvatting van wetenschap. Los van alles wat jij zegt – allemaal waar – zit er nog iets raars in de vraag ‘Gaat er de komende decennia nog iets nieuws ontdekt worden? En wat dan?’, namelijk dat het in de aard van ontdekkingen ligt dat ze onvoorspelbaar zijn. Als ik kon vertellen wat we gaan ontdekken, had ik het al ontdekt.
Berthold van Maris zegt
Natuurlijk ben ik het eens met wat je zegt over theorievorming.
Daarnaast vind ik dat je aan iedere wetenschapper de vraag kunt en mag stellen: wat heeft u de afgelopen (tien) (twintig) (dertig) jaar ontdekt? En: waar gaat u de komende x jaar naar op zoek?
Als ik zeg dat bovenstaande blog in mijn ogen alleen maar over onderwijs gaat en niet over wetenschap bedoel daar verder niks onaardigs mee over onderwijs. En ook niks ongepasts.
Je voorbeeld over pindakaas vind ik interessant. Maatschappelijk relevant onderzoek dat minder interessant is voor de theorievorming is wel degelijk belangrijk. Bijvoorbeeld. Het belangrijkste taalprobleem in Nederland is: hoe kunnen we in het lagere en middelbare onderwijs de anderstalige dan wel meertalige kinderen het best bedienen? Met wat voor type taalonderwijs? Dat is helaas nog steeds niet helemaal goed uitgezocht. Laat staan omgezet in beleid.
Dus laten we het daarover hebben. En niet over hoe fijn het is dat collega’s nu minder kibbelen met elkaar dan vroeger en vaker op radio te horen zijn.
Arnon Grunberg zou zeggen: de wetenschap is geen gezelligheidsvereniging.
DirkJan zegt
Ik zet er een glas kraanwater op dat Marc van Oostendorp niet reageert, maar ik zou wel een poging kunnen wagen wat hij ongeveer had kunnen antwoorden.
Taal is een mysterie en er valt daardoor nog heel veel te onderzoeken in de taalwetenschap. Wetenschap die niet leunt op grote ontdekkingen, maar op het stapje voor stapje verder bouwen op de kennis van geleerde voorgangers. Prioriteiten stellen onderzoekers zelf, maar in principe is ieder onderwerp, hoe klein ook, zinvol om wetenschappelijk te bestuderen.
Berthold van Maris zegt
Taal wordt hier nogal eens een mysterie genoemd, of een wonder. Dat zijn woorden die je in de kerk gebruikt. De wetenschapper moet er van uitgaan dat het allemaal uiteindelijk te begrijpen en te verklaren is, en dus geen mysterie of wonder.
DirkJan zegt
Taal een mysterie of een wonder noemen heeft weinig met religie te maken. Er wordt juist onderzoek gedaan naar de neurobiologische processen van ons taalvermogen, maar ook al zal dat misschien eens tot een simpele verklaring leiden, ook dan blijft ons taalvermogen een verbluffend verschijnsel in onze menselijke existentie. En wie oog heeft voor onze existentie en zichzelf zal kunnen beseffen dat ons bestaan wellicht zinloos is, maar desalniettemin ook een groot wonder en mysterie. Heeft u antwoorden?
[ En deze blog mag dan veel over onderwijs gaan de /blogs/ van Marc van Oostendorp belichten vaak wel een artikel of onderzoek uit de taalwetenschap. ]
Berthold van zegt
En peer reviewed artikeltjes van hooguit 6 pagina’s kom ik in de taalwetenschap nauwelijks tegen…
DirkJan zegt
Hoe staat het met uw emoji-onderzoek?
Harry Reintjes zegt
denkt u nu echt, omdat ú een peer eh paar…hooguit…tegenkomt, er geen taalkundige onderzoeken plaatsvinden op de meer dan 35 disciplines in de linguïstiek, met of zonder publicatie?
Berthold van Maris zegt
Goed! Ik heb iets ontdekt dat emojitracker heet…