De Multatulileescursus (45)
– In de brieven die we twee weken geleden lazen kon je zien dat Multatuli zich veel had voorgesteld van Vorstenschool. Hij vond dat hij sinds Max Havelaar werd doodgezwegen en hij hoopte dat hij dit met dit toneelstuk kon doorbreken.
– Is dat eigenlijk gelukt?
– Het is in ieder geval duidelijk dat het stuk na een aantal jaar na eindeloos aandringen van zijn grote bewonderaar, de energieke en originele Mina Krüseman, werd uitgevoerd en dat het lange tijd op het repertoire heeft gestaan van allerlei gezelschappen. Het is mij niet duidelijk of er daarna ook meer over zijn andere werk werd gesproken. Ik geloof het eigenlijk niet.
– Ik vond er eerlijk gezegd weinig smaak aan zitten, dat hele Vorstenschool. Multatuli was toch vooral een prozaschrijver. Die vijfvoetige jamben doen zijn stijl geen goed.
– Ja, maar dat zeg je als eenentwintigste-eeuwer. Multatuli probeerde hier duidelijk zijn boodschap te gieten in een kunstzinnige vorm die vooral zijn eigen tijdgenoten zou aanspreken: een drama in blanke verzen. Wat wil zeggen dat ze metrisch zijn, maar niet rijmen:
(…) Leven moet de mens,
Dat is: gevoelen, denken, werken, streven,
En vruchten dragen, honderd… duizendvoud!
Wie niet meer geeft dan hy ontving, is… nul,
En deed met z’n geboorte onnodig werk.’
– Een interessant aspect is dat deze woorden natuurlijk gezegd worden door de Multatuliaanse hoofdpersoon van het stuk, maar dat die hoofdpersoon deze keer (deze éne keer in het oeuvre) een vrouw is: koningin Louise.
– Ja, de mannen in dit stuk zijn allemaal óf konkelaars óf slapjanussen óf allebei. Maar tegenover de koningin staat nóg een andere heldin: de naaister Hanna.
– Dat is allemaal reuzefeministisch, maar ik vind dit toch vooral een draak van een stuk. De boodschap is: je moet deugdzaam zijn, en dan wordt die deugdzaamheid beloond. Een van de konkelaars probeert de koningin te belasteren omdat ze een affaire zou hebben; een andere konkelaar probeert haar vrij te pleiten door te doen alsof de veronderstelde minnaar feitelijk naar Hanna zou zijn gegaan, die zich voor hem zou hebben geprostitueerd. Uiteindelijk laat de koningin de slechte mannen zien dat ze hen doorheeft. Doek.
– Ja, in zijn kritiek op Bilderdijk, waar we nog wel eens opkomen, beklaagt Multatuli erover dat men in het kader van de zedelijkheid altijd maar verhalen bracht waarin de spanning moest komen van de vraag ‘heeft de vrouw nu wel of niet haar eer bewaard?’ Die boog zit hier toch ook wel een beetje in.
– Maar in dat inderdaad wat zoetige verhaaltje zit dus Multatuli’s boodschap verwerkt dat je als mens altijd naar het allerhoogste moet streven. Het geldt voor de koningin:
Der Vorsten plicht – zolang er Vorsten zyn…
Ge weet toch, moeder, wat dit woord beduidt?
Een vorst is in gevaar de voorste, en in
Het goede, de eerste – is hoog te staan! Hun voegt
De middelmaat zo min als ’t lage. My
Schynt alles wat niet hoog is, állerlaagst!’
– Maar het geldt net zo goed voor de naaister. Zij komt tot dit inzicht doordat haar minnaar hooggestemde gedichten schrijft. Ze snapt die Poëzie eerst niet, maar snapt later toch dat dit is wat haar bestemming geeft:
Daar is een gloed die alles kleurt,
En ’t laagste hoog maakt. Die het leven,
Door winterproza wreed ontgeurd,
De lenteschoonheid weer kan geven.
Een adem die verloren frisheid tovert…
Geschonden reinheid rein wast als weleer,
En op de macht van ’t kille heden weer
Het waas van ’s levens eersten droom herovert.
– Ja, in een oeuvre vol scepsis over de dichtkunst, komt hier ineens de redding uit de Poëzie. En dat in jambische pentameter!
O, nu begryp ik poëzie! Ik wil niet laag,
Niet klein, gemeen, zyn… neen, ik wil niet!
– Multatuli gaat ook best ver met dat metrum. Zelfs het gelach moet uiteindelijk in de vijf voeten passen. Ik vind dat wel wat ver gaan:
Wie lacht er mee?
Allen
Ha, ha, ha, ha, ha, ha!
– Alles in deze wereld is bijzonder artificieel. Dat was ook meteen de klacht in recensies: dat de personages niet echt tot leven kwamen. Hoewel het stuk toen nog niet was opgevoerd, en Mina Krüseman er kennelijk wel degelijk wat van wist te maken.
– Het stuk zou zelfs terechtkomen in de top-100 van Nederlandse toneelstukken.
– Ja, op de 35e plaats, vlak onder Kutzwagers van Wim T. Schippers en vlak boven Ifigenia koningskind van Pauline Mol.
– Van dat laatste stuk heb ik nog nooit gehoord.
– Ik bedoel maar.
– Ik vind dat jullie wel erg negatief zijn over Vorstenschool. Ik vond het, juist door die voor Multatuli ongebruikelijke vorm, wel aardig. Het is heel vermakelijk om in de toch wat verheven toon van de jambische pentameter ineens politieke konkeltaal te lezen:
De zaak was al te duidlyk! Hesselfeld…
Heeft schyn van blyk geleverd, maar geen blyk.
’t Verschil van blyk en schyn is vaak gering,
En duidlykheid een subjektief begrip.
Wat de een als duidlyk aanneemt, en gelooft,
Blyft dikwyls onbegryplyk voor een ander.
Vooral wanneer… door zeekre combinatie…
– Heb je trouwens gezien dat tegenover de verheven (en rijmende) poëzie van Hanna’s geliefde ook de platte poëzie staat van de politici op een lollige avond, met de losbollige koning?
Een nachtuil was verliefd van zin… oewoe.
Hy droomde van een nachtuilin… oewoe.
En sprak aldus z’n liefjen aan:
Ik wil met jou naar bed toe gaan… oewoe.
Allen
Oewoe, oewoe!
- Ja, en daarop zegt de Koning:
‘Ik wil met jou naar bed toe gaan’ is fyn.
– Precies, jullie vallen erg over dat negentiende-eeuwse wat zoetsappige kleed van dit stuk, maar ondertussen worden er wel een paar keiharde noten gekraakt. Er was van alles te doen in Multatuli’s tijd over het feit dat de Koning in het stuk zo’n losbol was. Maar daarnaast is hij ongemeen fel over liberalen (dat verhaal kennen we: ze willen alleen maar vrijheid voor zichzelf, om andere mensen uit te buiten), maar ook over conservatieven. Die worden net zo goed door geldzucht gedreven:
Behouden? Wat? Wat wordt behouden? Niets!
Dan eigen geld en goed, als ’t mooglyk is,
En wat vooroordeel tegen nieuwigheid.
– Ook de zogeheten ‘radikalen’ krijgen ervan langs, want niemand blijft gespaard:
De mensen die den Staat regeren, zyn –
En dit is treurig – dikwyls onbekwaam,
Doch hierin ligt geen testimonium
Van kunde, voor wie niet regeert.
– En uiteindelijk keert Koningin Louise zich, in een superieur staaltje van dramatische ironie, zelfs toch weer tegen de opsmuk die we poëzie noemen:
Men hoeft de dingen niet zo op te sieren.
Dat is onnodig werk, want ja is ja,
En neen is neen, nietwaar, en daarmee uit!
– Is er volgende week weer een leescursus? Vanwege de introductieweek?
– Natuurlijk, we lezen door, ook al zullen er weinig mensen zijn. We gooien ons op de rest van de vierde bundel Ideën, die met dit toneelstuk begon!
Marcel Meijer Hof zegt
Het blijft een fijn en zeldzaam genre, dit licht badinerend en tegelijk zeer leerzaam discours onder geletterde Heeren – een specifiek vrouw’lijk gevoelen heb ik nog niet waargenomen. Soms denk ik wel, het is een monologue intérieur van een meervoudige persoonlijkheid met hunzelf :-] Dank !