Afgelopen zaterdag was de 37e Nacht van de poëzie, en Koenraad Goudeseune schreef vlak daarvoor dit gedicht.
Nacht van de poëzie
Vanavond is er de Nacht van de Poëzie
die het goed doet op een podium,
in Utrecht, TivoliVredenburg.
Maar gisteren stond ik aan een waterbekken
in het bospark in Lokeren.
Met de rug van mijn hand streelde ik
het wateroppervlak.
Het leek alsof ik met sierlijke letters
iets aan het schrijven was dat,
zodra het geschreven was, weer verdween.
En er kwamen vissen naderbij,
eerste kleine, flitsend, kleurrijk,
maar allengs ook grotere, al wat trager,
die de kleintjes verdreven.
En vanuit de diepte, roerloos haast
en indrukwekkend stil als lijken
die komen bovendrijven,
stegen de grootste vissen op
en verdwenen weer in diezelfde diepte
toen bleek dat ik hen niets te bieden had.
Koenraad Goudeseune (1965)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
orkosters zegt
Correctie! eerste kleine, => eerst kleine,