Graftuil voor Staring
Nog schuilen Wildenborchs* klimopberankte muren
ten einde van de zware beukenlommerkloof
en roemen bosch en beek in stroph’ en tegenstrophe
den meester, die én spade én veder kon besturen.
Hier plantte, zwoegensmoê in stille avonduren
hij ’t laat zijn grijzend hoofd omwindend lauwerloof;
hier, waar de stormwind eens het droge zand verstoof,
schiep hij een ruischend woud van regelen en caesuren
Om rustig voort te gaan langs zelf gekozen paden,
te schimpen niet die langs de gladde heirbaan traden,
den licht gewonnen prijs te weten zonder zin,
te vroeg der kruin omvlochten kransen te versmaden
– schenkt niet het najaar eerst den adel aan de bladen?-
dat ál is, Staring, van uw voorbeeld mijn gewin.
N.E.M. Pareau (1906-1981)
* De Wildenborch: het kasteel waar Staring woonde en werkte.
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter