Door Jos Joosten
De verandering van ‘Gouden Eeuw’ in ‘zeventiende eeuw’ door het Amsterdam Museum (wie zegt trouwens eens iets over de naamswijziging van het Amsterdams Historisch Museum in een foeilelijk anglicisme?) is niet alleen vaag maar ook monopoliserend. Correct was de aanduiding pas geweest als men zou zijn gaan spreken over de ‘zeventiende eeuw van de Amsterdamse protestante bovenklasse’, want over dat kleine groepje hebben we het natuurlijk altijd.
Als we het vrolijk zien, is de discussie over de Gouden Eeuw natuurlijk goed nieuws: want heel Nederland blijkt er een beeld en mening op na te houden hoe we over onze eigen geschiedenis nadenken.
Wie het wat serieuzer bekijkt, kan vaststellen dat er helemaal niet zoveel nieuws onder de zon is. Als je van mijn leeftijd bent (of ouder) en uit het katholieke zuiden komt dan is de kans namelijk best groot dat je ooit ergens nog een oudere leraar geschiedenis of meester hebt gehad die uitlegde dat die eeuw misschien wel ‘goud’ was voor protestanten in Holland, maar dat ‘wij’ er hier weinig van mee hebben gekregen. Ik herinner me een rondleider door historisch Nijmegen die er even flink de tijd voor nam om uit te leggen dat als de Spanjaarden niet verjaagd waren ‘wij’ nu nog steeds een stuk beter af zouden zijn geweest. Want van de Oranjes moesten ‘wij’ het zeker niet hebben (‘what good did the Romans ever do for us?’).
De nationale identiteit en de dingen waar ‘wij’ trots op zijn, zijn natuurlijk niet absoluut. Ik las ooit een mooi boekje over de moeizame omgang van katholieke historici en schoolboekenschrijvers met Balthasar Gerards. Waren wij trouw aan ons aller Vader des Vaderlands? Of gaven we Gerards de credits voor de rechtmatige en heilzame daad die hij pleegde, met instemming bovendien van kerkelijke en wereldlijke heersers? Gerards’ nageslacht is nog flink juridisch in de weer geweest om de heerschappij over het vorstendom Orange te krijgen, want dat gold als beloning. Ze zijn uiteindelijk op andere wijze schadeloos gesteld.
Gisteravond nog las ik in De Jezuïeten te Nijmegen van F. van Hoeck SJ, in 1921 uitgegeven door Malmberg. Wat schrijft historicus Van Hoeck, terloops over Willem van Oranjes vermeende trouw aan Spanje?
‘Wij zingen die leugen van den Zwijger nog na in het Wilhelmus: “den Koning van Hispangien heb ik altijd geëerd”. Doch die bedrieglijke leuze was op den duur niet vol te houden omdat de daden er herhaaldelijk de tegenspraak van gaven.’
Zijn collega-jezuïet Jac van Ginniken deed rond dezelfde tijd een poging om in een omvangrijke studie aan te tonen dat de hele Gouden Eeuw – en meer precies Vondel – zich al honderd jaar eerder had voorafgespiegeld in leven en werken van de Nijmeegse burgemeesterszoon Petrus Canisius.
Voor wie er maar een beetje mee bezig is, is duidelijk dat er maar één ding universeel is in de geschiedschrijving, namelijk dat ze volledig aan tijd en plaats gebonden is. Of de (publiciteits)actie van een Amsterdamse conservator ons wereldbeeld kantelt? Ik denk dat dit vooral de geschiedenisboekjes ingaat als een actie die typerend is voor het politiek-maatschappelijk discours aan het einde van het tweede decennium van de 21ste eeuw in Holland.
De allerstomste discussiebijdrage in dit debat komt overigens met vlag en wimpel Minister Van Engelshoven toe: ‘de geschiedenis kan niet worden herschreven’. Dat zegt de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor de geesteswetenschappen. Terwijl de essentie is dat geschiedenis permanent, als je het zo wilt noemen, ‘herschreven’ wordt.
(Of zou ze het over haar eigen bezuinigingen hebben, waardoor de geschiedenis straks inderdaad niet meer her- of zelfs gewoon geschreven kan worden?)
Wouter van der Land zegt
“Amsterdam Museum” is niet perse een anglicisme, het is dezelfde vorm als Scheepvaartmuseum. Een museum over Amsterdam dus.
Manfred (@mterburg) zegt
De ‘zeventiende eeuw van de Amsterdamse protestante bovenklasse’.
Zevdap-B. Klinkt als een gif.
Marcel Plaatsman zegt
Zelf heb ik die term “Gouden Eeuw” ook nooit opgevat als een genuanceerde samenvatting van zeker tijdsgewricht, maar als een ietwat clichématige beschrijving van een periode die voor het betreffende gebied een bloeitijd moet zijn geweest. De Griekse Gouden Eeuw zal er wel model voor hebben gestaan. De “Gouden Eeuw van Holland” is dan de periode die vanouds gezien is als de bloeiperiode van Holland, misschien bij uitbreiding van de Republiek. Een klein gebied met een vrij kleine bevolking stond ineens in het middelpunt van de toenmalige wereldeconomie en dat leidde tot een grote bloei van de kunsten en tot een voor die tijd ongekende vrijheid, maar bijvoorbeeld ook tot de innovaties waar we de grote droogmakerijen aan danken; het was natuurlijk ook de eeuw waarin de politieke onafhankelijkheid tot stand kwam, die toch eigenlijk niet zo vanzelf sprak gezien de strategische ligging van de delta en de ligging precies tussen de grote Europese mogendheden. Dat dit Holland zich aan Athene spiegelde, ach, het is vast wat overdreven, maar er zijn natuurlijk ook wel wat mooie parallellen.
In mijn beschrijvingen van de Texelse geschiedenis heb ik zelf wel geschreven dat de Gouden Eeuw van Amsterdam óók die van Texel werd (omdat het eiland sterk van de handel op zee profiteerde), ik heb me dus ook aan het gebruik van het cliché bezondigd. Natuurlijk is er veel aan te nuanceren, dat spreekt vanzelf, het is een cliché en clichés zijn altijd wat grof; dat maakt ze prikkelend en daar zijn ze denk ik ook voor bedoeld. Nu is het toch een beetje alsof iemand een grapje komt uitleggen: “Ja, we zeggen wel ‘komt voor de bakker’ maar eigenlijk is er dan dus heel geen bakker, nou.” De implicatie dat wie nog wel “Gouden Eeuw” zegt eigenlijk de geschiedenis geen recht doet, of zelfs de slavernij zou vergeten, maakt het alleen nog wel wat venijniger. Niet zo verrassend dus dat de nieuwe marketing van de Amsterdamse oudheidkamer toch wel kritisch werd onthaald.
DirkJan zegt
Jos Joosten laat niet het achterste van zijn tong zien in de discussie over afschaffing van de benaming Gouden Eeuw. Enerzijds moet hij niets hebben van de in zijn ogen publiciteitsstunt van een Amsterdamse conservator (het waren er vier!) die meer zegt over de huidige identiteitspolitiek dan dat het recht doet aan de geschiedenis. Maar even makkelijk wijst Joosten op de betrekkelijkheid van de term Gouden Eeuw omdat het alleen geldt voor een kleine Amsterdamse, protestantse elite van vierhonderd jaar geleden en dat er met de actuele kritiek niets nieuws onder de zon is.
Ik kan dan alleen maar concluderen dat het etiket Gouden Eeuw dus ook al vroeger ter discussie stond en niet overal en door iedereen werd omarmd. Een reden te meer om altijd na te blijven denken hoe we de geschiedenis moeten zien, ook hier en nu. Dat is juist – zoals Joosten ook opmerkt – wat geschiedschrijving ook doet, de geschiedenis steeds opnieuw herschrijven.
Ik noem wel man en paard en en stel voor om de Gouden Eeuw om te dopen in de Gouden Eeuw met een zwart randje.
(opvallend dat bij een stuk over de 17e eeuw een afbeelding staat uit de 16e eeuw)
Berthold van Maris zegt
De Gouden Eeuw wordt Gouden Eeuw genoemd vanwege de grote rijkdom bij de bovenlaag, en misschien was er ook wel een vrij grote welvarende middenklasse, vast wel, maar in ieder geval was er bij de bovenlaag en bij de middenklasse tijd en geld voor mooie poezie, toneelstukken, schilderkunst, architectuur, beeldhouwkunst, etcetera. Dus het is gewoon een goeie term voor die tijd.
De term bedoelt niets te zeggen over het enorme verschil tussen arm en rijk of over slavernij in de kolonieen.
Wat ik daarbij zo veelbetekend vind is dat je over die slavernij in de literatuur van de 17e eeuw nauwelijks iets terugvind.
DirkJan zegt
Dus omdat er in de 17e eeuw niet over slavernij en de keerzijde van de rijkdom werd geschreven rechtvaardigt dat de benaming Gouden Eeuw. Wat niet benoemd wordt telt niet mee. Dat raakt juist de kern van de zaak en maakt de term vanuit nu bekeken juist alleen maar verdachter en ongepaster. En het gaat niet alleen om slavernij, maar ook over de uitbuiting van de koloniën in Indië, u weet wel, die befaamde VOC-mentaliteit,
Harry Reintjes zegt
Met z’n allen constateren we dus dat gouden alleen slaat op kunst, cultuur, rijkdom, welvarendheid. De 17de eeuw was, naast die gouden, dus ook die van die zwarte randen, zoals elke eeuw die heeft. Was de 20ste eeuw de wereldoorlogseeuw? Welnee. het was de eeuw van evenzoveel zwarte als gouden randen, met interbellum, wederopbouw (en aan de andere kant van de grens wirtschaftswunder) atoomtijdperk, digitale tijdperk. Als agnost citeer ik dan toch graag de bijbel: onderzoekt alles en behoudt het goede. Misschien is dan beter: het Gouden Tijdperk in de 17de eeuw.
Berthold van Maris zegt
Spanje heeft ook zijn Gouden Eeuw: de 16e en een stukje van de 17e eeuw. Filips de Tweede, de inquisitie, kolonien in Midden- en Zuid-Amerika. Ook niet zo’n frisse tijd. Maar er werd wel topkunst gemaakt, de schilderkunst en literatuur uit die tijd is geweldig, en daar verwijst, ook in Spanje, de term gouden eeuw naar.
Topkunst gaat vaak gepaard met zwarte randjes. De kunst van de Romeinen, de kathedralen, de landhuizen die we nu restaureren, de prachtige muziek aan de wereldlijke en kerkelijke hoven, symfonieorkesten, operatheaters… Allemaal kunst van rijke elites. Gemaakt in maatschappijen met enorme verschillen tussen arm en rijk, tussen heersers en overheersten. Daarom niet minder mooi.
Die paradox, die van misschien wel van alle tijden is, daar zou de discussie over mogen gaan.
Harry Reintjes zegt
ja, de paradox van de oh zo geweldige industriële revolutie: geweldig ook voor de arbeidersklasse, socialisme, communisme. maar daar begonnen wel het opmaken van de grondstoffen, de milieuverontreiniging, de klimaatverandering, de atoomdreiging. om met johan cruijff te spreken:……juist.
Anoniem zegt
Nu in HET HAAGS HISTORISCH MUSEUM:
Glans, glorie en misère. De Gouden Eeuw in Den Haag.,
Een mooie expositie. Rn zo kan het dus ook.
En volgens mij is SCHEEPVAARTMUSEUM en AMSTERDM MUSEUM niet hetzelde……
Wouter van der Land zegt
Cobra Museum, Frans Hals Museum, allemaal dezelfde vorm. Het is een heel gangbare Nederlandse samenstelling. Het enige ‘Anglicistische’ is de spatie, maar die is in namen niet ongebruikelijk en om je daar nou kapot aan te storen.. Ik denk dat de ergernis vooral berust op gehechtheid aan oude namen.
Jos Joosten zegt
Ik ben zo vrij het oneens te zijn met je . De voorbeelden die je noemt kloppen allemaal, er zit er alleen niet één bij met de geografische plaatsnaamaanduiding. We hebben wél het Dordts Museum, het Groninger Museum etc.
Er is in Amsterdam een of andere halfslimme marketeer geweest die meenden dat het in analogie met London Underground en New York Police reuze cosmopolitisch staat om nu ook over het Amsterdam Museum te spreken – best handig in een stad waar je in de publieke ruimte so wie so in het Engels aangesproken wordt.
DirkJan zegt
Maar wat dan nog? Amsterdam Museum klinkt inderdaad internationaler en cosmpolitischer dan Amsterdams Historisch Museum, Wie zich daaraan ergert noem ik op mijn beurt een provinciaal,
josjoosten zegt
Oooo, maar dat verklaart alles!
Provinciaal ben ik tot op het bot.
Zo ik iets ben, om Couperus te citeren….
Wouter van der Land zegt
Afrika Museum: https://www.afrikamuseum.nl/