Nene is vijf jaar en sinds een paar maanden in Nederland. Inmiddels spreekt ze genoeg Nederlands om iedereen gevraagd en ongevraagd mede te kunnen delen dat ze ‘bijna zes’ is.
Ze gaat sinds vorige week naar groep 2 van de de basisschool en heel snel wassen haar klasgenoten nu de laatste restjes Hongaars uit haar Nederlands.
Een van die restjes zijn de naamvallen, waarin het Hongaars grossiert. Ik weet niet of Nene al die naamvallen al onder de knie had, maar met het beetje Hongaars dat ik spreek kon ik wel ontdekken dat ze sommige naamvallen had: mamai voor ‘van mama’, papahoz voor ‘naar papa’.
Dat systeem moet nu vooral vervangen worden door voorzetsels. De oplossing is vooralsnog om naamvallen én voorzetsels weg te laten: boek mama, papa gaan. Maar om een van de zaken te beschrijven waarop ze heel trots is, doet ze iets anders: als ze met haar hoofd onder water gaat in het zwembad, zegt ze stralend hoz water.
Misschien staat dat hoz voor hoofd, maar ze kan ook zeggen hoof hoz water. Ik denk dus dat het de oorspronkelijke naamvalsuitgang is die nu als voorzetsel fungeert. (Ik moet er wel bij zeggen dat hoz volgens mij in het Hongaars geen ‘onder’ betekent, en dat je voor ‘onder’ juist een voorzetsel gebruikt).
Interessant is ook dat ze het restje naamvallen dat het Nederlands heeft óók niet meteen oppikt, al komt dat langzamerhand. Mijn kamer was lang ‘ik kamer’ en verandert nu slechts langzaam in ‘mij kamer’. Maar ‘ik papa tillen’ kan nog steeds dubbelzinnig zijn, al vindt ze een van de twee betekenissen absurd.
Laat een reactie achter