Nene is ruim vijfeneenhalf jaar oud en een paar maanden geleden bij ons in Nederland komen wonen. Als een zonnebloem draait haar taal nu van het Hongaars naar het Nederlands.
Vrijwel het enige Hongaars dat er nog over is, zijn woorden die de logica van het gesprek moeten duidelijk maken: dus, en, maar. De voornaamwoorden hebben het lang volgehouden, maar zijn inmiddels ook gevallen. Dus komt af en toe ook in Nederlandse gedaante al voor, aan het eind van beschouwing. “We gaan dat doen. Gisteren zei papa dat we dat gingen doen. Dus.” Ik ben bang dat dit soort bewijzen uit het ongerijmde van mij komt.
Wat ze begrijpt is niet altijd precies wat ze zegt. Ze weet al een tijdje dat je niet gebruikt voor ontkenningen, maar als ik “geen ijsje” zeg, herhaalt ze teleurgesteld “niet ijsje”. Ze weet dus dat geen ook een ontkenning is, maar om die actief te gebruiken, dat gaat net te ver. “Wel ijsje” kan ze trouwens nog veel beter zeggen.
Grappig is dat ze zich het verschil niet goed lijkt te kunnen herinneren tussen bijvoorbeeld schoenen aan en schoenen uit. Ze weet duidelijk dat aan-uit een woordpaar is met tegenovergestelde betekenissen, maar ze kan nog niet onthouden welk van de twee je nu wanneer gebruikt. De betekenis van de woorden zit al wel in haar hoofd, maar ze moet de polen nog uit elkaar trekken.
Zoals ze ook alle getallen tot en met twaalf in een mum van tijd had geleerd (in het Hongaars kan of kon ze al verder tellen), maar niet de volgorde. Zeven en acht hebben haar voorkeur, dus die noemt ze heel veel als we verstoppertje spelen.
Jona Lendering zegt
“Grappig is dat ze zich het verschil niet goed lijkt te kunnen herinneren tussen bijvoorbeeld schoenen aan en schoenen uit.”
Is dit niet een vrij normaal verschijnsel, in de zin dat het ook voorkomt bij kinderen die in een eentalige situatie opgroeien? Ik denk aan een jongen die consequent “gordijnen open” zei waar zijn moeder zei dat ze dicht waren, en andersom.
Marc van Oostendorp zegt
Ik vermoed dat veel van de verschijnselen hier ‘normaal’ zijn in de zin dat alle kinderen ze doormaken. Maar juist dat ‘normale’ maakt ze ook bijzonder. Kennelijk zijn die woorden dus echt als twee polen op een as, en kennelijk leren kinderen – zonder dat hun ooit is uitgelegd wat polen zijn, wat een as is – die woorden ook zo.
Irina zegt
Onze oudste dochter (die heel vroeg praatte) heeft tijdenlang gedacht dat “jas aan” gewoon “jas” betekende. Ik herinner me dat ze aan kwam lopen, zo’n anderhalf jaar oud, “Mee! Sok! Soeme! (schoenen) Jas aan!” met alles in haar handen om aan te trekken als we naar buiten gingen.
Drabkikker zegt
Misschien heeft de verwarring ook nog iets te maken met dat “aan/uit” op zich twee dingen kan betekenen: “De schoenen zijn aan/uit” vs. “gaan/moeten aan/uit”.