Door Nico Keuning
Het studiejaar voor HBO en WO gaat morgen weer beginnen. Alleen al aan de Hogeschool van Amsterdam starten zo’n 13.000 eerstejaarsstudenten met hun nieuwe opleiding. Hoe zal het de nieuwe lichting vergaan, als we weten dat zo’n 30% in het eerste jaar stopt. Niet met studeren, maar met de (verkeerde) studie.
Er worden in het onderwijs tal van maatregelen genomen om studie-uitval te voorkomen. Er zijn studieadviseurs, mentoren en coaches aangesteld om de student te begeleiden. Het afgelopen studiejaar heeft de Hogeschool van Amsterdam via de 100Dagen Monitor onderzocht hoe ‘onze eerstejaars voltijd bachelor studenten’ de eerste honderd dagen van de opleiding hebben ervaren. De vraag is natuurlijk wat er met de onderzoeksresultaten gedaan wordt.
Zoals altijd bij enquêtes is het belangrijk de context en scores te nuanceren en te relativeren. Slechts 20% van de studenten heeft de enquête ingevuld. Wie zijn deze studenten, die bereid zijn de enquête in te vullen? Welwillende studenten die best iets extra’s willen doen en inmiddels het eerste jaar succesvol hebben afgerond? Het zou aardig zijn te weten hoe het met deze studenten in het verdere verloop van het eerste studiejaar is gegaan.
We moeten genoegen nemen met de uitslag van de enquête ‘Hoe ervaren studenten de eerste honderd dagen’. 61% antwoordt: ‘Het is me duidelijk wat er van studenten wordt verwacht.’ 52% is ‘meestal’ goed voorbereid op de lessen, 62% zegt dat ‘de meeste’ werkvormen ‘goed bij mij’ passen, 53% heeft goed contact met de docenten en 59% vindt dat ‘mijn docenten’ goed uitleggen ‘waarom’ de lesstof belangrijk is.
Positieve percentages. Maar wat lezen we uit deze reacties? Voor bijna 40% is niet duidelijk wat er van hen wordt verwacht. En als dat wel duidelijk is, voldoet de student dan ook aan de eisen die bij die verwachtingen horen. Als 52% ‘meestal’ goed voorbereid is op de lessen, dan laat meer dan de helft het in de voorbereiding afweten. Dat betekent dat zij in de les, werkgroep, college geen referentie hebben, geen oor hebben voor wat er wordt verteld, uitgelegd. Ook al hebben zij (53%) goed contact met de docent (‘Mijn docenten zorgen ervoor dat het prettig is om vragen te stellen’: 68%). En als de docent uitlegt ‘waarom’ de lesstof belangrijk is, betekent dat vervolgens dat studenten de stof (beter) beheersen?
Tegenover de positieve percentages staat, dat studenten moeite hebben met de volgende zaken: Tempo (23%), hoeveelheid leerstof (20%), plannen (18%). Maar deze ogenschijnlijk negatieve score blijkt juist opmerkelijk positief te zijn. Immers ongeveer 80% heeft geen enkele moeite met het tempo, de hoeveelheid lesstof en plannen. Als de student in het eerste jaar met de studie stopt, moet het dus aan de interesse liggen, aan de studie, niet aan de student die zijn geluk zal beproeven in een tweede studie.
Ook interessant is dat 82% van de eerstejaarsstudenten na honderd dagen zegt de studie te willen afronden. Dan is het half december, dus voordat projecten worden afgerond en nog veel tentamens moeten worden gedaan. Hoe zou de student over de studie denken na honderdvijftig dagen?
Er wordt veel onderzocht en er is meer studentenbegeleiding dan ooit. Toch is er de laatste decennia wat studeren betreft niet veel veranderd. Aan de HvA wordt nu weliswaar extra begeleiding gegeven aan studenten die als eersten van de familie gaan studeren, maar of dat iets zal opleveren is de vraag. In genoemde enquête is 82% positief over het contact met medestudenten. Van eenzaamheid is dus nauwelijks sprake. De meeste studenten zijn bovendien ‘spoorstudent’ en studeren dus vanuit het ouderlijk huis.
Studeren is jezelf leren kennen. Een goede studiekeuze is niet vanzelfsprekend. Een mislukte eerste keuze is daarentegen bijzonder leerzaam. Het is tevens een sterke stimulans voor de tweede studie. Uiteindelijk moet je het zelf doen. Een goede student is ook een autodidact.
Rob Duijf zegt
‘Studeren is jezelf leren kennen.’
Dat klinkt prachtig, haast te mooi om waar te zijn. En meestal is het dan ook niet waar. Zelfkennis leer je echt niet door te gaan studeren. Alsof je jezelf niet zou leren kennen, als je geen studiehoofd hebt, of als je ouders geen geld hebben om je te laten studeren en je dus een of ander baantje moet zien te vinden. Waar overigens niets mis mee is. Wat een onzin.
Voor zelfkennis is een vrije, onafhankelijke geest nodig, die zeker niet aan de een of andere leiband loopt. Wij worden echter vanaf onze geboorte in een bad vol conditionering gelegd, door ouders en opvoeders die in hetzelfde bad hebben gelegen.
Zelfkennis zou – naast de aandacht die het thuis zou moeten hebben – een hoofdvak moeten zijn in ieder vorm en op ieder niveau van onderwijs, waar leerlingen, ouders, opvoeders en leraren samen leren wat afhankelijkheid en dus onvrijheid is. Zelfkennis is de kwaliteit van zuiver en onafhankelijk denken en handelen, i.p.v. het aanleren van de een of andere vorm van gewenst gedrag.