De Multatulileescursus (49)
– Vorige week zijn we niet erg ver gekomen met onze discussie van bundel V van de Ideën. Eigenlijk hebben we alleen Multatuli’s kritiek op Floris V van Bilderdijk echt behandeld.
– Dat is dan ook een onderschat deel van het Volledig Werk.
– Juist, daar hebben we het vorige week dus over gehad. Ik geloof echter dat er nog wel meer te bespreken is in deze bundel.
– Ik zou zeggen, brand los.
– De Wouter-geschiedenis! Die passage waarin Wouter bij de zogenaamd zo keurige juffrouw Laps moet komen die hem over de catechesatie zou overhoren, maar hem koekjes geeft en wil zoenen!
Zo, lieve jongen, ben je daar? Wat kom je laat! De kerk is al lang uit. Ga zitten, ventje. Kyk eens wat ik voor je bewaard heb, expres voor jou!
– En dat hij later jaloers wordt op de pater van zijn stille liefde Femke:
Wat moet men doen om pater te worden, Femkes pater? Als er mogelykheid was op zoiets! Met het grootst genoegen zoud-i dan aan Femke uitleggen al wat maar enigszins dienen kon voor haar zaligheid, en hy wou haar graag ’n zoen geven, elken keer als ze haar ‘vragen’ goed had opgezegd. Ja zelfs, hy zou haar ’n zoen geven als daaraan wat haperde, of ook al wist ze ’t eerste woord niet van haar lesjes met die ivoren torens. Och hy zou voor Femke zo’n vriendelyke pater zyn.
– En in het essayistische deel is dan ook de smerige broeierigheid een belangrijk onderwerp die er onder veel godsdienstigheid zit.
– Zoals een ander belangrijk essayistisch onderwerp ook het allermooist wordt verbeeld in het verhaal: waar Wouter op bezoek gaat bij dokter Holsma en daar ontdekt hoe de kinderen hun eigen mening mogen geven, en zelfs onaardige dingen tegen hun vader mogen roepen.
Weg met de ouders! Roep mee, papa!
Weg, weg, weg met…
…met de kinderen, smokkelde papa er tussen.
Maar Sietske betrapte hem op dien vreselyken wanklank.Wat moet ik horen, sakkerloot! Geen schelmstukken, dierbare Vader! Orrrde… orrrde! Wat is dat hier voor ’n samojeeds huishouden… ná de les!
Juist, schreeuwden de jongens, orrrde na de les! Dat is de ware orde!
En… wat zie ik daar? riep Sietske. Wie heeft daar de mooie nieuwe prachtige hemelse verrukkelyke liniaal stuk geslagen? ’n Zaag, ’n zaag, papa’s onschuldige liniaal is ’n zaag! O, die vaders, die vaders! Toe, papa, wees gezeggelyk, en roep mee: leve de kinderen!
Ja, ja… uit onbeklemde borst, papa!
Leve de dierbare… papa’s, riep de vader, en hy werd voor dien oproerkreet weer duchtig gestraft.
– De anarchie die sindsdien door Guus Kuijer en Annie M.G. Schmidt gemeengoed is geworden in het Nederlandse huisgezin.
– Ja, het is duidelijk dat Multatuli daar de voorkeur aan geeft boven de bekrompen opvoeding die Wouter zelf krijgt.
– Tegelijkertijd dacht ik toen ik dat las: dit is dus inderdaad hoe het nu overal gaat, zoals jij zegt. En is dat nu zo geweldig?
– Je vraagt je af vaker af wat de goddeloze Multatuli zou hebben gedacht van het huidige goddeloze Nederland. Of bijvoorbeeld ook het volgende nog steeds wel staat:
Indien iemand die niet gelooft, ronduit z’n mening zegt in ’n kring van gelovers, neemt men ’t hem zeer kwalyk dat hy den moed heeft af te wyken van de leer. Twyfelaars en ontkenners zyn gewoonlyk zachtmoediger. Niemand van ’t gezelschap riep: foei!
– De twijfelaars en ontkenners zijn tegenwoordig lang zo zachtmoedig niet meer.
– Ik denk bij die pedagogische passages vooral: hoe durfde die Douwes Dekker, een van de meest ontaarde vaders uit de vaderlandse literatuurgeschiedenis, zich te verwaardigen van alles en nog wat over opvoeding te denken.
– Hoe dan ook eindigt die passage over Wouters bezoek aan dr. Holsma en zijn kinderen met een ge-wel-di-ge zin:
Onder ’t gebruiken van de soep, dacht hy voortdurend: ik mag ’n overtuiging hebben!
– Opvallend vind ik ook dat hij hier kunstkritiek bedrijft. Had Atte Jongstra niet gezegd dat hij zo weinig zinnelijk was en onder andere zo weinig gericht op beeld?
– Je bedoelt die bespreking van de illustraties die Houbraken maakte bij de moralistische, op de Romeinse mythologie gebaseerde, versjes van Rotgans?
Wat doet nu Houbraken, wiens Kunst de rympreekjes van Rotgans zal begeleiden, toelichten, inprenten, aanschouwelyk voorstellen? Hoe maakt hy ’t met versiering en regeling? Met keus en rangschikking van de parerga?’
– Ja, die. Hij beschrijft heel uitvoerig hoe die afbeeldingen er uit zien: hoe op verschillende plaatjes jonge vrouwen liggen te wachten op een minnaar, bijvoorbeeld de god Jupiter. Hoe zo’n Houbraken dan eigenlijk niet meer weet te doen dan zo’n vrouw op een eigentijds bed te leggen – terwijl maar de vraag is of er ooit in de mythologische oudheid een vrouw op een bed lag te wachten op Jupiter.
– Oké.
– Maar vooral beschrijft hij dat hij een detail heeft gezien. Hij doet dat zo discreet dat ik vermoed dat het voor menigeen die geen kunstkenner was, in de periode voor internet moeilijk was na te gaan wat hij eigenlijk bedoelde:
onze Houbraken, fatsoenlyk, zedeprekend, majestetisch gestemd, durft onder die faëtons plaats geven aan ’n meubel dat… geen plaats krygt op deze toch zo burgerlyk geschreven bladzy van m’n Ideeën
– Nu kunnen we het wel opzoeken, en blijkt het een po te zijn.
– Dat is inderdaad eigenaardig. Multatuli wijdt dat aan fantasieloosheid, dat de kunstenaar zich eenvoudigweg geen bed kon voorstellen zonder po eronder, maar zou dat zo zijn? Rare fantasieloosheid!
– Jammer dat we geen kunsthistoricus in ons midden hebben.
– Een geheimzinnig aspect vind ik trouwens ook dat Multatuli zo moeilijk doet over dat woord po. De man die godverdomme had geschreven! Hij doet er dan ironisch over, dat het ‘zo burgerlyk geschreven’ is, maar waarom schreef hij dan zo burgerlijk?
– Mensen, we moeten door.
– Ik heb het idee dat we de kern nog niet eens bereikt hebben, de kracht waarmee Multatuli zijn mensbeeld hier neerzet. Daar is nog weinig verstandigs over gezegd, en wij komen toch ook niet ver, zoals we hier met elkaar zitten.
– En toch: we moeten door. Volgende week: de brieven uit het najaar van 1873!
Laat een reactie achter