Het is de Week van het Nederlands – daarom deze week gedichten over (de Nederlandse) taal. Als eerste een gedicht van Frans Vogel.
Orthografische hutspot voor eetlezers
(Boekverkoper tegen klant:
‘HET GROENE BOEKJE
VINDT U BIJ HUMOR.’
– Stefan Verwey)
Hallo, zal ik het niet wéten dan? Het is:
apekool; apenkop; boerenpummel; centenaar;
dronkelap (Japans dialectwoord voor dronken:
doronken, al of niet van de Heineken); el-
lenmaat; flierefluiter; groenteman (zoals
bij Hanneke, maar dan beginnend met een
hoofdletter); hondenneus (àstimanattis!);
iezegrim; jokkebrok; kuttenkop (géén ponum);
ladedichter; lellebel; muizenstaart; noten-
dop (door couturier Dries van N. ontworpen
garibaldihoedje?); novellebundel; (mijn
naam is) Ossenhaas; pannenkoek (maar weer:
Jop Pannekoek); ruggensteun (= sponsoring of
subsidiëring met minstens tweeduizend ballen);
schijtebroek; tussenletter-&(!); ukkepuk;
vissenoog (conform Vinkenoog); wielewaal
(zingend zijn lief wijsje ‘Wie weet/waar
Wolter/Wierbos woon?’) en zielenpoot (= ruige
biechtvader). Voor ik het vergeet, het mot
óok wezen (excuseer mijn lompheid): paardenlul.
Ik herhaalt (e.m.l.): paardenlul.
Frans Vogel (1935-2016)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter