Ballade van ’s levens vreemdheid
Het is maar kort dat gij de zon moogt zien,
de nachtelijke sterren en de maan,
maar kort dat gij moogt trachten of misschien
een zin voor u in hen zal opengaan;
doch wat gij aan het einde hebt verstaan,
het zijn slechts loze schaduwen die vlien;
het is u alles vreemd voorbijgegaan.
Er waren donk’re ogen van een hond
en er was liefde in uw kort bestaan,
maar vreemder dan toen gij begont
staren de wereld en uw hart u aan;
heet is het vuur en wijd de oceaan,
uw hart een grote leegte zonder grond;
het is u alles vreemd voorbijgegaan.
Voor gij geboren werd en na uw dood,
steeds eender is der sterren strenge baan,
de wereld opent niet haar diepe schoot,
en haar geheim blijft eeuwig onverstaan;
o waarom dan getracht haar zin te raân
de korte tijd die u het leven bood?
Eens is u alles vreemd voorbijgegaan.
O wereld, gij mijn zwijgende genoot,
laat mij uw vreemdheid teken zijn voortaan
van diepst geluk zowel als diepste nood:
want vreemd moet alles mij in ’t eind ontgaan.
Willem Hessels (1906-1949)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter