De Multatulileescursus (52)
– De brieven uit 1874 vormen een roman. Een roman met een duidelijk thema: Multatuli tussen vijf vrouwen.
– Vijf?
– Er is natuurlijk zijn vriendin Mimi, waarvan hier een paar heel mooie brieven en dagboekaantekeningen zijn opgenomen. Er is een meisje dat een tijdje bij Mimi en Multatuli is komen wonen samen met haar op sterven liggende broer en met wie Multatuli een troebele affaire begint. Er is de actrice Mina Krüseman die een stormachtige vriendschap begint met de schrijver en met Mimi. En dan helemaal aan het eind overlijdt, volkomen onverwacht, Tine.
– Ja, Multatuli lijkt daar geen moment echt om te treuren. Hij wil zijn zeventienjarige dochter Nonni – die hij al vier jaar niet heeft gezien – uit Italië ophalen en merkt tot zijn schrik dat zij daar helemaal niet van gediend is.
– Nonni is de vijfde vrouw.
– Een heerlijk deel vond ik dit, een soort scheikundig experiment. Hoe reageert de persoon Multatuli op zo verschillende persoonlijkheden.
– Mina Krüseman is bij dit alles wel de meest aansprekende. Vind ik dan. In deze periode is de vriendschap tussen schrijver en actrice niet alleen heel goed, maar ook heel veelkantig.
– Ja, de brieven van Mina! Jongens, dat was een persoon. Al vrijwel meteen in de correspondentie vertelt ze dat ze alleen vriendschap zoekt en geen liefdesrelatie, en dat mannen altijd iets met haar willen beginnen. Ze doet dat op haar eigen, directe en toegankelijke manier, waarbij ze duidelijk maakt dat #MeToo niet aan haar besteed was:
Een Amerikaan, die zich zes weken lang voorbeeldig gehouden had, eindigde met mij op te sluiten in een hôtel, in een afgelegen kamer, die hij er opzettelijk voor gehuurd had. Die scène is zóó mooi geweest, dat ik haar wel eens op de planken zou willen zien! Een man die alle mogelijke maatregelen genomen had om mij ’t vluchten onmogelijk te maken, en dien ik op een half waanzinnige déclaratie zóó kalm en vertrouwelijk antwoord, dat hij, dood verlegen, de sleutel van de deur uit zijn zak haalt en mij heen laat gaan zonder een woord meer te zeggen. Den volgenden dag kwam hij met dit voorstel aanzetten: ‘Je hebt onze liefde altijd vriendschap genoemd omdat ik getrouwd ben, niet waar? – Welnu, ook die hinderpaal zal ik uit den weg ruimen. Beloof me dat je mijn vrouw zult worden en noem me den tijd wanneer, dan zal ik zorgen tegen dien tijd vrij te zijn.’
‘Vrij?’
‘Ja, gedivorceerd van mijn vrouw, die ik al de kinderen laten zal.’ ‘Poor Willie!’ – gaf ik hem ten antwoord en de naam van zijn lievelingskind schudde hem wakker… juist wakker genoeg om hem te laten zeggen:
‘Dan zullen wij Willie bij ons nemen!’
– Tegelijk maakt ze Multatuli zo duidelijk dat hij zich geen bijgedachten moet maken. Ze bewondert hem maar wil niet met hem naar bed. Ook al flirt hij af en toe met haar – kokketeren noemde men dat toen.
– Ja. Op een bepaald moment wordt ze kwaad. Zij is hard bezig om te proberen Multatuli’s stuk Vorstenschool in Amsterdam op de planken te krijgen en daarbij ook een goede gage voor de schrijver te bedingen, en dan leest ze ineens in de krant dat er in Antwerpen gewerkt wordt aan een voorstelling. Ze denkt dat Multatuli dat achter haar rug om heeft afgesproken of in ieder geval goedgekeurd.
– Ja, een heel kwaad briefje schrijft ze, en dan is het mooi om te zien hoe Multatuli en Mimi proberen de vriendschap te herstellen. Een van de weinige keren dat Multatuli zich echt in lijkt te zetten voor een vriendschap, in ieder geval in geschrifte.
– En dat heeft dan meteen toch ook weer iets ‘kokets’:
Maar je gevoeligheid in dit briefje bewyst dat je prikkelbaarder en leidzamer (niet lydzamer!) bent dan je soms schynt, en al betreur ik nu dat ik schuld heb aan ’t verstoren van je stemming, toch is daarin iets dat my aantrekt. Voor ’t eerst voelde ik aandrang je een kus te geven! Ja, dit is zoo. Ik had je vergeving willen vragen, met ’n soort van blydschap dat ik vergeving van je noodig had! Maar denk nu niet dat dit hoofdzaak in my is. Hoofdzaak is dat ik verdriet voel je bedroefd te hebben. Daar ben je te edel, te flink, te achtenswaardig toe.
– Ja, zoals Douwes Dekker (die hier ineens de hele tijd ‘Dek’ wordt genoemd zoals Vosmaer Vos heet) zich ook in dit deel nog af en toe van zijn ongeëmancipeerde kant laat zien. Er wordt duidelijk dat hij Mimi heeft ontmoedigd in haar toneelschrijfcarrière en dat ze ook niet aan het toneel is gegaan om hem. En zelfs over Krüseman weet hij, in een brief aan ‘Vos’, nog dingen te verzinnen als:
Toen M. Kr. hier was, hoestte Mimi. Den volgenden dag kwam Mina aandragen met eenige ingredienten voor ’n stroopje waarvan zy ’t recept had. En aan ’t smelten en koken! Geheel in wandeltenue zat ze daar in de keuken, en maakte handig het verlangde. Welnu, dit pakte my meer in dan de beste stukken uit haar Huwelyk in Indie waaronder toch zeer schoone zyn! Is het in ’t belang der vrouw, die haar in zulke dingen gegeven middelen tot ‘behagen’ zoo klakkeloos optegeven
– Zoals hij eerder schreef:
Hoe dit zy, ik ben in myn kring de hoofdpersoon, en niet myn vrouw en kinderen noch Mimi. (Zy allen zyn dit volkomen met my eens, en altyd eens geweest!)
– Krüseman toont daarentegen af en toe een heel verfijnd psychologisch inzicht, bijvoorbeeld waar het gaat over wat zijn relatie met vrouwen:
Nu bijv. zoudt gij uw vrouw, en Mimi, en *** [dat is de troebele relatie] en mij, en wie weet wie meer, in den cirkel willen sluiten, waarvan gij ’t middelpunt uitmaakt! Niet mogelijk – Voici. Uw vrouw heeft zich verwijderd, Mimi blijft u trouw, *** wordt afvallig, en ik treed niet toe… wat blijft er van uw wieletje?… Eén spaak, waaraan gij niet genoeg meer hebt… dus niets – of minder nog dan niets, een manque!
– Maar zij is ook geloof ik de enige in de literatuurgeschiedenis die niet staat te juichen over Multatuli’s uitgever Funke. Ook wij hebben in deze cursus de hele tijd gejubeld over het feit dat Multatuli eindelijk iemand had gevonden die hem ruim voorschot gaf zodat hij ongestoord kon werken.
– Af en toe merk je in de brieven wel dat ook anderen vonden dat Funke betrekkelijk weinig betaalde – de succesvolle verhalenschrijver Cremer kreeg veel meer van zijn uitgever – maar dat werd dan goedgepraat door erop te wijzen dat Multatuli nu eenmaal een ‘moeilijke’ schrijver was, geen bestsellerauteur.
– Terecht!
– Krüseman komt met een heel andere theorie: juist door die ruime voorschotten maakte Funke dat Multatuli steeds afhankelijker van hem werd en als een slaaf maar moest voortschrijven:
Natuurlijk leent Funke maar toe, hoe meer hoe liever, en Dekker belooft! belooft! belooft! belooft z’n heele toekomst! Toen ik hem vroeg of hij verkocht was, zeide hij ‘neen.’ – Op dezelfde wijze toch verkoopen de dienstboden zich in Indië. Zóó maakt men slaven!
Ik weet niet in welke verhouding hij tot Funke staat, noch welke beloften hij hem gedaan heeft, maar ik weet wél dat hij slecht voor zijn werk betaald wordt, en dat hij dagelijks meer en meer de bezitting van z’n uitgever wordt. (…)
Dit is ’t eenige waar ik over tob. Ik heb een onverzoenlijken haat tegen alle impresarii, uitgevers, kunstkoopers, en elke andere soort van overkompleete tusschen-wezens, bloedzuigers, die de krachtigste naturen verlammen en de schoonste toekomsten breken. (…)
Houdt gij bijv. Funke voor den vriend van Dekker? – Ja, zooals de Scheveningsche vischkooper de vriend is van den hond die z’n kar trekt!
– Alsjeblieft! Wat een proza!
– Volgende week de zesde bundel met Ideën!
Op 2 maart 2020 wordt de 200e geboortedag van Multatuli gevierd. Help mee een digitaal monument voor hem op te richten.
Laat een reactie achter