Zij, die de natuur als boek en woord van God beschouwen
De schepping is voor ons de groote God-gewijde
waar Hij de sporen van Zijn zonnevingren liet,
en d’aarde is als een tuin waar Hij met rampen wiedt
en engelen heel stil den stoet der dooden leiden
op ’t heimlijk wiegen van ’t hemelbekorend lied;
de boomen weenen in de regen hun verdriet
en, roerloos, stam aan stam, ’t geluk der geesten beiden
om in ’t nieuw heelal der zonne te verglijden
waar geene doom meer daalt en geene traan meer vliet …
Soms zijn luchten doorwolkt van stormen: tafereelen
waar Zijn bedreiging schuilt, Zijn opgeloopen toorn …
De zonnekrone bloedt, gewond ten diepsten doorn
die eens de slapen reet des Heeren; de fluweelen
en paarse avondpracht is gloed die Hem moet heelen
voor Zijn gesmade macht door geesten afgezworen …
en sprangen die erbarmlijk aarde en hemel deelen
verzwaren naar den grond hun takgesleep als zeelen
waaraan Judas zich hing en viel, zwaar en verloren …
Maar, over zee, de kim glanst voor een uitverkoorne …
Marcel Brauns (1913-1995)
uit: De heimelijke lusthof (1942)
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter