Door Nicoline van der Sijs
Al eerder werd in Neerlandistiek aandacht besteed aan het pilotonderzoek naar het behoud of verlies van de Nederlandse taal, cultuur en identiteit onder geëmigreerde Nederlanders en Vlamingen, dat wordt uitgevoerd door het Meertens Instituut en de Taalunie [1; 2; 3]. Vandaag maken we de resultaten van dit onderzoek bekend [onderzoeksrapport]. De belangstelling voor dit eerste wereldwijde onderzoek bleek groot te zijn: maar liefst 7000 emigranten uit 130 landen (rood gekleurd op de kaart) hebben gereageerd.
Verrassend
De verrassende uitkomst van het onderzoek is dat Nederlanders en Vlamingen die naar een ander land emigreren, blijven vasthouden aan de Nederlandse taal en cultuur. Dat is opvallend, omdat uit eerder onderzoek was gebleken dat Nederlanders en Vlamingen die in de twintigste eeuw vertrokken naar andere continenten, juist vaak hun taal snel opgaven.
De belangrijkste conclusies op een rij:
- Voor de meerderheid van de deelnemers in dit onderzoek is het Nederlands nog steeds een van de meest gebruikte talen in het vestigingsland: 97% van de deelnemers spreekt wekelijks Nederlands, waarvan 64,6% meer dan acht uur per week, vooral in privésituaties en op sociale media.
- Meer dan 85 procent van de deelnemers ervaart de Nederlandse taal als een kernwaarde van de eigen identiteit.
- Emigranten lezen nog vaak Nederlandse boeken, lezen veelal nog dagelijks nieuws in het Nederlands, en kijken – al dan niet online – naar Nederlandstalige televisie en films.
- Behalve aan de taal houden vrijwel alle emigranten ook vast aan het eten of maken van Nederlandse en Vlaamse lekkernijen, met als favorieten stroopwafels, drop, hagelslag, kroketten, Nederlandse kazen, speculaas, friet of patat, pindakaas, mayonaise en appeltaart. Deze lekkernijen worden onder andere via speciale ‘heimweewinkels’ aangeschaft.
- Twee derde van de emigranten viert Nederlandse en Vlaamse feest- en gedenkdagen, zoals Sinterklaas, Koningsdag of het Feest van de Vlaamse Gemeenschap.
- Ongeveer 60% van de emigranten is lid van een Nederlandse of Vlaamse vereniging in hun woonplaats of van een Nederlandse of Vlaamse online community, zoals een Facebookgroep.
- Geëmigreerde Nederlanders en Vlamingen onderhouden de band met het thuisland vooral dankzij communicatiemiddelen in het Nederlands, zoals sociale media en Skype, online kranten, digitale televisie en Nederlandstalig onderwijs.
Behoeften
Aan de deelnemers is gevraagd of zij behoefte hebben aan talige ondersteuning vanuit de Lage Landen. Uit de antwoorden blijkt dat inderdaad het geval, al is de nood in sommige landen hoger dan in andere. De meeste behoefte hebben emigranten aan:
- informatie over Nederlandstalig onderwijs en tweetalig opvoeden;
- betere en gratis toegang tot Nederlandstalige televisie, film en radio;
- toegang tot Nederlandstalige media, zoals nieuwssites, (digitale) kranten en tijdschriften;
- Nederlandstalige boeken, zoals studieboeken, audioboeken, kinderboeken en literatuur, en informatie over nieuwe publicaties;
- informatie over culturele evenementen, zoals aankondigingen van bezoekende Nederlandse of Vlaamse podiumkunstenaars, musici, schrijvers en academici;
- Nederlandstalige zorg, met name in verzorgingstehuizen;
- (online) winkels voor Nederlandse en Vlaamse producten (drop, hagelslag, etc.).
- hulp bij papierwerk of praktische zaken.
Op grond hiervan is de belangrijkste aanbeveling van de pilot om te onderzoeken of het mogelijk is een digitaal of fysiek informatiecentrum over de Nederlandse taal, cultuur en onderwijs op te zetten dat specifiek gericht is op geëmigreerde Nederlanders en Vlamingen. Zo’n informatiecentrum kan een samenwerkingsverband zijn tussen instellingen als de Taalunie, de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), de Stichting NOB voor het Nederlandse onderwijs wereldwijd, consulaten en op emigranten gerichte organisaties als de Stichting GOED (Grenzeloos Onder Een Dak), de Stichting Nederlanders Buiten Nederland (SNBN) en Vlamingen in de Wereld (VIW).
Instellingen of personen die belangstelling hebben om mee te werken of mee te denken over een dergelijk informatiecentrum of een vervolg op het pilotonderzoek kunnen zich melden bij projectleider Nicoline van der Sijs, Meertens Instituut, post@nicolinevdsijs.nl. Ze worden dan uitgenodigd voor een discussiebijeenkomst begin 2020.
Barbara (Baukje) zegt
Kan het niet zo zijn dat de ontwikkeling van het internet ook van invloed is? Vroeger kon je niet in je eigen taal skypen of een berichtje sturen en beleef het beperkt tot brieven schrijven en heel af en toe een telefoontje. Tegenwoordig is het veel gemakkelijker om in je eigen taal te blijven spreken en schrijven buiten je eigen gezin.
Berthold van Maris zegt
Ik vind de uitkomst van het onderzoek helemaal niet zo verrassend.
Zeventig jaar geleden ging het vooral om emigratie naar verre Engelstalige landen (zoals Canada en Australie). Nu gaat het, zo is in het onderzoeksrapport te lezen, vooral om migratie binnen Europa. Tel daar de moderne mogelijkheden om via allerlei media met Nederland te blijven communiceren bij op…
Verder is er het een en ander aan te merken op de methodologie van dit onderzoek. Het gaat om een enquete die is ingevuld door mensen die geronseld zijn via Facebookgroepen waarin Nederlandse migranten elkaar opzoeken. Zijn die mensen representatief voor de hele groep van emigranten? Misschien niet.
Van de deelnemers aan de enquete is bijna tweederde vrouw. En ruim driekwart heeft hbo of universiteit gedaan. Representatief?
Michiel N. zegt
Een fysiek centrum lijkt me compleet overbodig. Een locatie kost een hoop geld en je bereikt er maar beperkt mensen in de regio of heel mobiel mensen mee, dat geld steek je beter in het onderhoud en de ontwikkeling van onderwijsmateriaal.
Helpen bij bureaucratie is aardig, maar de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen/België blijven erg groot, de zin daarvan ontgaat me een beetje.
Waar ik dan wel weer nieuwschierig naar ben is de verdere ontwikkeling van de taal: ook al spreek je het dagelijks thuis, woorden als ‘woke’ komen hier helemaal niet voorbij. Ook bij andere mensen, of ze nu 60 of 30 jaar geleden zijn verhuisd, merk ik een soort van ‘stilstand’ op. Zelf heb ik het ook nog steeds over mijn giro- en sofinummers…