Door Joris Oddens
Gisteren was de presentatie van Against English, een pleidooi tegen de dominantie van het Engels in Nederland. De samenstellers van deze bundel keren zich tegen ten minste drie verschillende vormen van verengelsing: het oprukken van het Engels in het publieke domein, de verdringing van het Nederlands als onderwijstaal en de druk om in de wetenschap alleen nog in het Engels te publiceren.
De initiatiefnemers van Against English zeggen zich te verzetten tegen het Engels omdat zij geloven in meertaligheid. Lotte en Stine Jensen geven in NRC Handelsblad (‘Je moerstaal vraagt om onderhoud’, 16 november 2019) het voorbeeld van hun eigen meertaligheid: omdat zij er van jongs af aan toe zijn aangespoord te investeren in het Deens, hun tweede taal, vinden zij het onbegrijpelijk dat Nederlanders zo weinig geven om het Nederlands. Zij zien hier echter iets belangrijks over het hoofd. Zij hebben zelf thuis het privilege genoten van een meertalige opvoeding, maar veel Nederlanders worden thuis geheel Nederlandstalig opgevoed. Voor deze Nederlanders is meertaligheid veel minder bereikbaar, terwijl je in een ideale wereld iedereen een meertalig bestaan zou toewensen: wetenschappelijk staat vast dat meertaligheid zelf allerlei cognitieve voordelen heeft. Het maakt daarbij niet uit welke talen worden geleerd.
Het wringt daarom dat wie zegt voor meertaligheid te zijn, tegelijkertijd een kruistocht voert tegen het Engels. Natuurlijk is een goede beheersing van het Nederlands belangrijk. Ook zijn er allerlei goede redenen om de verwerving van andere talen meer te stimuleren, het Frans en Duits voorop. Maar als we toe willen naar een inclusieve meertalige samenleving, moeten we ons niet tegen het Engels keren, want voor veel Nederlanders ligt juist een goede verwerving van die taal binnen bereik.
Daarvoor is echter wel een geregelde actieve blootstelling aan die taal nodig. Jensen en Jensen geven als voorbeeld van verengelsing in het publieke domein dat ze op een terras niet eens meer in het Nederlands worden aangesproken. Je kunt het principiële standpunt innemen dat iedereen in Nederland de Nederlandse taal machtig behoort te zijn, maar waarom zien we zulke ontmoetingen niet als een kans? De essentie van meertaligheid is dat je uit je talige comfortzone wordt gehaald en in de soms ongemakkelijke worsteling met een andere taal een talige lenigheid ontwikkelt; liefst gebeurt dat al tijdens de kindertijd, maar we zijn nooit te oud om te leren.
Een fundamenteel probleem van het pleidooi tegen Engels is dat het ervan uitgaat dat meer Engels noodzakelijkerwijs leidt tot een slechtere beheersing van het Nederlands. Dit is niet hoe het talig brein werkt. Het is heel goed mogelijk om meerdere talen vloeiend te beheersen en er zijn genoeg voorbeelden van geslaagde meertalige samenlevingen in heden en verleden. Dit is ook waarom we moeten waken voor ongenuanceerd verzet tegen Engels in de wetenschap. Natuurlijk moet bij bepaalde opleidingen, zoals Nederlands, geschiedenis en filosofie, het Nederlands primair de voertaal blijven. Uiteraard is het verkeerd als Engels alleen gekozen wordt om buitenlandse studenten aan trekken. Het spreekt ook vanzelf dat studenten niet gebaat zijn bij docenten die in steenkolenengels college geven. Tegelijkertijd gelooft niemand dat het Nederlands in de zeventiende eeuw verarmd is doordat Latijn de academische taal was. Ook de Nederlandse geleerden van toen beheersten deze Europese lingua franca niet perfect, maar ze switchten wel moeiteloos tussen verschillende talen.
Er wordt nu veel geklaagd over de mate waarin studenten het Nederlands zouden beheersen, maar vijftig jaar geleden was het met dit niveau echt niet veel beter gesteld. Daarentegen is het Engels van studenten en docenten zeker wel beter dan ooit tevoren, net zoals dat van andere universitair geschoolde Europeanen trouwens. Met de grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor we met zijn allen staan, is een gemeenschappelijke taal geen overbodige luxe. Dit geldt ook voor het Engels als publicatietaal. Ik houd me zelf bezig met de geschiedenis van Nederland. In dit veld is het cruciaal om onderzoeksresultaten in het Nederlands te publiceren, voor een Nederlandstalig publiek. Ik zal dit dan ook altijd blijven doen, maar ik publiceer óók in het Engels, omdat ik wil bijdragen aan een internationaal debat. Zowel de Nederlandstalige als de Engelstalige publicaties worden er uiteindelijk beter van dat ik in meerdere talen publiceer. Wie zich durft in te laten met een andere taal, gaat daardoor ook zijn eigen taal beter beheersen.
Joris Oddens is onderzoeker Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Padua en verbonden aan het NL-Lab van het KNAW Humanities Cluster, waar onderzoek wordt gedaan naar Nederlandse cultuur en identiteit. Een kortere versie van deze tekst verscheen op 23 november 2019 in de brievenrubriek van NRC Handelsblad.
Marcel Plaatsman zegt
Om talige diversiteit veilig te stellen, wordt de positie van de dominante taal, in dit geval het Engels, in vraag gesteld. Dat is inderdaad wat ironisch, Engels is immers deel van die meertaligheid. Toch zie je diezelfde reflex in andere meertaligheidsdiscussies ook. Wie de meertaligheid van Fryslân lief is, richt zijn pijlen ook vaak op het Nederlands, hoe nuttig en mooi dat Nederlands verder ook is. Als het gaat om het Nederlands in Brussel wordt de dominantie van het Frans aangeklaagd. Als een Nederlandstalige in Brussel z’n sapje niet in het Nederlands kan bestellen wordt dat daar niet als een kans of een bijzondere ontmoeting ervaren.
Kennelijk maakt het overwicht dus uit: als een bepaalde taal de neiging heeft dominant te worden en andere te verdringen, dan moet je die taal binnen de perken zien te houden, om de gewenste meertaligheid te kunnen bewaren. In het diversiteitsdebat zijn dominantie en privilege dan ook veel gebruikte termen. Het lijkt me in het geval van het wetenschappelijke Engels alleen wat laat – het ziet er inderdaad naar uit dat de vroegere situatie van één internationale wetenschappelijke taal weer hersteld is. Diversiteit is mooi en wat mij betreft zelfs heel waardevol, maar uniformiteit blijkt in de praktijk toch werkbaarder en goedkoper.
Gerard van der Leeuw zegt
Het cruciale zit hem natuurlijk in het MEER talige…. In Nederland krijg je vaak de indruk dat MEERtaligheid uitsluitend de beheersing van het Engels betreft… Op de UvA wordt college over Hegel gegeven in het …. Engels. Getikt.
Portugees, Fins, Hongaars, Turks, het telt niet mee. De beheersing van het Frans en het Duts is over het algemeen belabberd. En dan spreken we meestal geen eens Engels, maar Amerikaans…..
Peter Altena zegt
Vijftig jaar geleden was het met niveau van het Nederlands wél beter gesteld. Na bijna veertig jaar voor de klas durf ik die stelling wel aan. Dat het je inlaten met een andere taal – een wel bleek understatement voor wat er echt gebeurt – tot een betere beheersing van je ‘eigen taal’ leidt, lijkt me een ‘sweeping statement’. Op de middelbare school en in de media is niemand meer ‘verbouwereerd’, maar het moet meteen ‘flabbergasted’ zijn. Ja, dat lijkt me verlies. Natuurlijk niet in het door de wetenschap bewaakte licht van de eeuwigheid, maar hier en nu. Overigens, die hier en elders geformuleerde bezwaren tegen het publiciteitsoffensief van de auteurs van Against English zijn met net zo veel recht van toepassing op de massieve en agressieve actie tegen het genoemde boek.
Joris Oddens zegt
Dag Peter, waar formuleer ik precies bezwaren tegen het publiciteitsoffensief van de auteurs? Zo’n offensief lijkt me volstrekt legitiem, maar het lijkt me net zo legitiem om dan inhoudelijk te reageren op de argumenten die in dit offensief worden gebruikt. Of ik dit op een agressieve manier doe, laat ik over aan het oordeel van de lezer.
Peter Altena zegt
Hier is op de site Neerlandistiek. Elders is o.a. FB. Een aantal opmerkingen gold niet jouw stuk, maar eerdere. Jouw bijdrage bevatte beweringen die me een reactie ontlokten over het hele concert. Je stuk is niet agressief van toon, maar de keten van reacties op AEnglish is dat wel. Op heel wat middelbare scholen, onder andere op mijn eigen school, worden in vergelijking met pakweg tien jaar geleden minder lessen Nederlands gegeven; kwaliteit van opstellen en betogen (mondeling en schriftelijk) ligt lager. Ook in het openbaar leven – en echt niet alleen in de Amsterdamse horeca – begint Engels norm te worden. De risico’s van een nieuwe tweedeling lijken me levensgroot. In dat licht vind ik het heilzaam dat opgeroepen wordt tot bezinning. En niet adequaat om de belangen van een kleine groep die internationaal wil gaan als uitgangspunt te nemen.
Marc van Oostendorp zegt
Kom op. Er wordt een boek gepubliceerd onder de polemische titel ‘Against English’, met een inleiding waarvan de honden geen brood lusten, en de auteurs ervan schrijven vervolgens in o.a. De Groene, de Volkskrant, NRC Handelsblad en De Telegraaf artikelen waarbij ze geen enkel respect tonen voor de feiten zoals die blijken uit decennia van onderzoek, waarin termen als ‘die kuttaal’ voorkomen en waarin expliciet wordt gezegd dat de tijd van de nuance voorbij is, en vervolgens is Neerlandistiek, dat een paar hoffelijk opgeschreven kanttekeningen plaatst en aandacht vraagt voor precies die nuance ‘aggressief’?
Een oproep tot bezinning is prima, maar het lijkt mij ten allen tijde onze academische plicht om de feiten en de reflectie voorop te plaatsen. In welk hier of elders geplaatst stuk worden bijvoorbeeld ‘de belangen van een kleine groep die internationaal wil gaan’ als ‘uitgangspunt’ genomen?
Berthold van Maris zegt
Inderdaad, er wordt flink geschoten, met losse flodders weliswaar, en dan vinden ze het gek dat er een paar mensen terugschieten…
Peter Altena zegt
Heb toch een ander idee van wat hoffelijk is. In het stuk van Oddens, het hoffelijkste tot nog toe, wordt het belang van internationale academische communicatie als overweging naar voren gebracht. Is ook een belang, maar van een kleine groep. Ja, grote groep als je de academie als uitgangspunt neemt, maar er is meer dan dat. En, Marc, bij alle waardering voor je inzet en hartstocht, understatement behoort niet tot de stijlfiguren die je beheerst. Altijd vol op het orgel. Het monopolie op feiten ligt niet bij taalkundigen. Wat ik in De Groene las, leek me geen kletskoek, overtuigender in elk geval dan al die verwijzingen naar internationaal onderzoek. Het is me te gemakkelijk om alles wat je niet bevalt losse flodders of anecdotisch bewijs te noemen, zoals in de discussie wel gebeurd is.
Marc van Oostendorp zegt
Ok, we accepteren even dat het Engels ‘een kuttaal’ noemen een valide argument is. En ik nodig je van harte uit de hyperbolen of onhoffelijkheden uit mijn eigen stukje van zondag over deze kwestie te halen. Ook het stuk van Marten van der Meulen is naar mijn idee bijzonder zakelijk. Nog sterker: lees eens na wat hier in de loop van de tijd over het Engels geschreven is, inclusief door mij, en laat zien waar het overdreven is of polemisch (de ondermaatse adhomimem laat ik nu ook maar zitten).
Nu halen we de inleiding van het gewraakte boek er even bij, dat is makkelijk want die staat online.
Ze begint zo:
“Dit boek is geboren uit verzet.
Verzet tegen het overmatige gebruik van het Engels op de basisschool, waar leerlingen steeds meer lessen in het Engels door de strot krijgen geduwd, hoewel ze het Nederlands nauwelijks machtig zijn; verzet tegen de dominantie van het Engels op universiteiten, waar de meeste colleges in het Engels moeten worden gegeven, zelfs als ze over Vondel of de geschiedenis van de Nederlandse democratie gaan.”
Over de feitelijkheid van de eerste alinea doe ik geen uitspraken, laten we ons beperken tot de tweede.
De bewering dat leerlingen op de basisschool ‘steeds meer lessen in het Engels door de strot geduwd krijgen’ of dat die taal daar ‘overmatig gebruikt’ wordt is aantoonbaar onwaar. De enige leerlingen die regelmatig lessen in het Engels krijgen, zitten op een van de tweetalige basisscholen die meedoen met een pilot van het ministerie. Daarvan zijn er momenteel in heel Nederland precies 17, terwijl er in totaal ongeveer 6000 basisscholen zijn: minder dan 0,03 procent. Die feiten zijn heel gemakkelijk na te slaan (bij het NUFFIC), daar hebben taalkundigen inderdaad geen unieke toegang toe. (Op de basisschool wordt wel Engelse les gegeven, maar dat is iets anders dan les in het Engels, laat staan ‘overmatig Engels’.)
Bovendien verplicht niemand ouders mee te doen aan die pilot, Als er iemand die lessen door de strot geduwd krijgt, gebeurt dit dus op initiatief van de ouders. Het zou mij verbazen als dit veel leerlingen betreft; maar hoe dan ook ligt het in de aard van het kind-zijn dat je soms iets door de strot krijgt geduwd door je ouders.
Volgende bewering: deze leerlingen zijn het Nederlands ‘nauwelijks machtig’. Ik denk niet dat dit al onderzocht is, maar het is op zijn minst zeer onwaarschijnlijk. Nog afgezien van de vraag of er uberhaupt moedertaalsprekers van het Nederlands zijn in de kleuterleeftijd die ‘het Nederlands nauwelijks machtig’ zijn, zul je deze kinderen zeer waarschijnlijk niet vinden op de tweetalige basisscholen, die elitescholen zijn, met ouders die veel zorgen hebben voor hun kind. Het is dus waarschijnlijker dat deze kinderen bovenmatig taalvaardig zijn, zoals ook blijkt uit onderzoek naar tweetalige middelbare scholen.
Volgende bewering: ‘de meeste colleges moeten in het Engels worden gegeven, zelfs als ze over Vondel (enz) gaan.’ Ook dit is lastig precies te kwantificeren, maar waarschijnlijk momenteel (nog) niet waar. Dat geldt voor het eerste deel van de bewering, aangezien de meeste colleges in bachelors worden gegeven, en die nog in meerderheid Nederlandstalig zijn. Het geldt a forteriori voor het tweede deel van de bewering, omdat alle bachelors en masters Nederlands of vaderlandse geschiedenis in het Nederlands zijn. Het gebeurt wel, misschien zelfs over Vondel, maar dat het ‘de meeste colleges’ betreft, is op zijn best oncontroleerbaar en zeer waarschijnlijk onjuist.
In de volgende alinea van deze inleiding wordt iedereen die er anders over denkt, inclusief iedereen die in Nederland actief wetenschappelijk onderzoek doet naar taal neergezet als ‘onnozel’ (want hoeveel schoolvorming en onenigheid er ook is onder taalkundigen, hierover is volgens mij iedereen het eens). Waarom mensen die al heel lang over deze materie nadenken en proberen tot een genuanceerde opvatting daar niet op mogen reageren is mij een raadsel. Ik denk zelfs dat het onze plicht is die feiten naar voren te schuiven.
Joris Oddens zegt
Ik kan wat Marc schrijft over het Engels op basisscholen uit ervaring bevestigen, want mijn dochter van vier zit op één van die 17 scholen. Zij krijgt daar 30% van de lessen in het Engels aangeboden; dat is althans het streven. Dit gaat prima. Haar Engels gaat met sprongen vooruit, en ik kan je verzekeren dat haar Nederlands er niet onder lijdt. Engels is voor mijn dochter haar derde taal, en zij pikt deze des te makkelijker op omdat zij al twee talen beheerst en al sinds ze twee is actief begrijpt dat er zoiets bestaat als meertaligheid.
Het lijkt me niet goed om deze discussie te veel te voeren op basis van persoonlijke ervaringen, maar ook ik stoor me, hoewel ik geen (praktiserend) taalkundige ben, aan de feitenvrijheid van de beweringen. Als we bijvoorbeeld willen dat Nederlanders (weer) beter Frans en Duits beheersen, lijkt Engels me daarbij niet deel van het probleem, maar deel van de oplossing. Als een meer actieve bevordering en bewustmaking van meertaligheid in het basisonderwijs de norm werd, zouden ook kinderen die niet in de gelukkige omstandigheid verkeren van huis uit een tweede taal mee te krijgen, zich al jong openstellen voor de verwerving van verschillende talen. Dit zou de verwerving van andere talen, zoals Frans en Duits, in het middelbaar onderwijs vergemakkelijken.
Ik zeg niet dat de tweede taal die naast Nederlands moet worden aangeboden altijd het Engels moet zijn. Dit zal in veel gevallen voor de hand liggen, maar het kan ook een streektaal zijn, of in grensgebieden het Duits, terwijl je je ook zou kunt voorstellen dat meer wordt gedifferentieerd en vanuit school actiever wordt ingezet op talen die veel kinderen thuis spreken, zoals het Turks of het Pools. Het maakt niet zo veel uit welke taal het is, iedere tweede taal is goed, want het gaat niet primair om het verwerven van de taal zelf, maar om het op jonge leeftijd activeren van het meertalig brein. Ik blijf erbij dat dit uiteindelijk ook leidt tot een betere beheersing van het Nederlands: je gaat actiever nadenken over wat taal is, hoe grammatica werkt, en daar kan je beheersing van welke taal dan ook onmogelijk slechter van worden.
Marc van Oostendorp zegt
Het probleem zit denk ik niet zozeer in de taal, maar in de zeer sterke aantrekkingskracht die de taal heeft op zeer veel lagen van de samenleving: mensen denken dat ze Frans en Duits niet meer nodig hebben, omdat ze al Engels kennen. (Ik heb zelfs een Vlaamse geleerde een paar jaar geleden horen beweren dat je de Franse cultuur ook uit Engelstalige handboeken kunt leren kennen.) Een van de voorbeelden in het boek is dat er meer boeken vertaald uit het Engels worden uitgegeven dan boeken die oorspronkelijk in het Nederlands worden geschreven. Dat is inderdaad een heel eigenaardige ontwikkeling, die overigens ook laat zien dat men al die Amerikaanse boeken kennelijk liefst in vertaling leest.
Het feit dat de angelsaksische cultuur, en met name de Amerikaanse, als een magneet blijft werken op culturen over de hele wereld zorgt ook in mijn ogen potentieel voor culturele verschraling, en dat beschouw ik als ongewenst. Je kunt dat echter niet oplossen door je primair op de taal te richten en te doen alsof die dat allemaal draagt; en al helemaal niet door je tegen die taal te keren zonder nadere analyse.
Marc Kregting zegt
Bestaat er toevallig historisch onderzoek naar de beheersing van het Nederlands onder studenten? Zoiets als Ham, Lentz, Pander Maat en Stolk hebben gedaan met kranten en – Noord-Nederlandse – romans tussen 1955 en 2005? Zij menen net als Joris Oddens dat het wel meevalt met de niveauverschillen.
Zolang ze een beetje kundig en helder wordt ingezet, komt wat mij betreft elke taal van pas, inclusief het Nederlands. Ik snap dus wel wat Oddens bedoelt, maar niet waarom een mens uitgerekend uit zijn ‘comfortzone’ moet worden gehaald (wat daar ‘de meerwaarde’ van is).
En dat Jensen & Jensen niet meteen weten hoe ‘vlierbessensap’ in het Engels heet, lijkt me een luxeprobleem. Misschien kon de minder meertalige ober dankzij zijn bijverdienste zelfs studeren. Bij koffie is de benoemingskwestie overigens, onder de bezielende leiding van Starbucks, al opgelost met een soort Esperanto dat wel iets Italiaans over zich heeft: cappuccino, frappuccino, macchiato, lungo, americano, enz.
Ten slotte. Net als Peter Altena valt mij de agressie op die Against English onder taalwetenschappers verwekt. Vergis ik me, of profileren zich hier steeds mannen? Evengoed kunnen ze het boek dan dankbaar zijn om met goed fatsoen eindelijk eens hun hegemonic masculinity te demonstreren. Onvertaald.
Berthold van Maris zegt
Het probleem dat ik met die vlierbessenanekdote had: in Utrecht heb je ook wel eens obers die beter Engels spreken dan Nederlands, ik ga er dan maar van uit dat dat buitenlandse studenten zijn die ook een bijbaantje nodig hebben om rond te kunnen komen, en daar sta ik sympathiek tegenover.
En verder stelt de communicatie tussen ober en klant heel weinig voor, niet meer dan wat elliptische standaardzinnen, dus hoezo zou dat een gevaar zijn voor onze beheersing van het Nederlands?
Trouwens, je kunt in Europa gewoon overal in het Nederlands koffie bestellen: “Koffie!”- ze begrijpen je overal. Bier idem. “Bier!”
Harry Reintjes zegt
zeker, en als je thee bestelt, krijg je overal heet water en een doos voor je neus met tig keuzes van theezakjes waarmee je dat water een leuk kleurtje kunt geven, waarbij dan vast ook vlierbessenkleur zit.
Marc van Oostendorp zegt
Wat gender ermee te maken zou hebben, ontgaat me volledig. De meeste stukken in Against English zijn geloof ik eveneens geschreven door mannen. Peter Altena is ook een man. En dus?
De ‘aggressie’ komt wat mij betreft voort uit grote ergernis over de feitenvrijheid van het verkondigde. Het is de aggressie van de arts tegen de anti-vaccinatiebeweging, van de klimaatwetenschapper tegen de klimaatscepticus. Ook dat kun je vast allemaal framen als hegemonic masculinity, maar veel schiet je er niet mee op.
Marc Kregting zegt
Wacht even! Van mij mag iedereen overal kritiek op hebben en fouten moeten worden gecorrigeerd. Ik kan me echter niet aan de indruk onttrekken dat de messen al waren getrokken vóórdat Against English verscheen. Zie de comments bij: https://neerlandistiek.nl/2019/10/boekpresentatie-against-english-pleidooi-voor-het-nederlands/. Dat in dat boek mensen vervolgens met aplomb beweringen doen die niet rijmen met de complexe werkelijkheid, laat staan met de vakliteratuur, dat ze de laatste wetenschappelijke inzichten aan hun laars lappen: klaag het aan, leg de politieke agenda ervan bloot! Maar dit zal niets afdoen aan een (buitenacademisch?) maatschappelijk gevoel, hoe empirisch onverantwoord dat op zijn beurt mag wezen.
Stom eigenlijk dat ik me nu verweer. Ik heb het boek namelijk niet gelezen, ben dat ook niet direct van plan. Maar ik herinner me maanden geleden nog wel allerlei aversies bij de kennisname van de personen die zoal om een bijdrage waren (was?) gevraagd. Om een pijnlijk voorbeeld te geven: over welke kennis van taal beschikt Özcan Akyol dat hij ook hierover zijn mening paraat heeft, dacht ik pathetisch! Inmiddels denk ik: moet hij een beëdigd kenner zijn om het woord te krijgen? En wat ben ik zelf helemaal voor autoriteit?
Dit laat onverlet dat de cultuurindustriële machine rond het boek mij doet huiveren. Die opzichtige voorpublicaties! Het omslag met zo’n Facebookduimpje! Dat De Speld weer zonodig moet prikken! Maar ja, da’s dus mijn mening, allergie wellicht, niet bijzonder interessant. En laat ik expliciet zeggen dat Joris Oddens, aanleiding voor dit commentsbombardement, veeleer bedaard redeneert en dat los van de verwoording zijn standpunt mij sympathiek voorkomt.
Lucas zegt
Leenwoorden uit andere talen zijn een fenomeen van alle tijden. Volgens mij wordt dat ook regelmatig benadrukt in dit debat: het Nederlands is rijk aan woorden die hun oorsprong vinden in het Grieks, Frans, Engels, Duits, Latijn, etc. Daarmee vertel ik u natuurlijk niks nieuws.
En ik begrijp dat een nieuw woord dat een leemte vult niet hetzelfde is als een nieuw woord dat een oud woord verdringt. Maar het zou me enorm verbazen als dit een nieuw fenomeen is: het gaat wellicht wel sneller doordat we veel meer culturele uitwisselingen hebben via film, muziek, en literatuur. Engels is nu de dominante taal en heeft daardoor meer invloed op ons lexicon.
Maar misschien zit ik in een culturele bubbel. Nederlands op het gymnasium en de universiteit is immers niet echt een goede maatstaf.
Berthold van Maris zegt
Wetenschappelijk publiceren in het Engels of in het Nederlands? Er is nog een derde mogelijkheid: in beide talen.
Lucas zegt
Helaas mag dat niet zomaar. Al weet ik niet hoe dat nu zit met open access, waarbij je als onderzoeker zelf de rechten behoudt. Maar voor wie dat niet kan betalen: zodra je artikel is geaccepteerd mag je die bevindingen niet zomaar elders opnieuw publiceren. Tijdschriften stellen op voorhand de eis dat je bevindingen niet ergens anders gereviewd worden of gepubliceerd zijn.
En tsja, dus moet je kiezen: Nederlands of Engels.
Ik denk overigens dat in het huidige klimaat je manager er ook niet blij van wordt, want je publiceert dan te weinig en je moet output en impact hebben!!
Berthold van Maris zegt
Okee…
Joris Oddens zegt
Bij wetenschappers is volgens mij vaak sprake van rationalisering achteraf; ze hebben niet goed genoeg Frans en Duits geleerd en gaan zichzelf dan vertellen dat je er met Engels ook wel komt; dit heeft vervolgens een zichzelf versterkend effect, want het wordt geaccepteerd om geen Frans en Duits te kunnen. Een manier om dit te doorbreken is om meertaligheid van jongs af aan de norm te maken. Meertaligen zien beter de waarde in van meertaligheid en zullen daarom veel minder snel denken je er met Engels wel bent, ook als het Engels één van de talen is die zij al jong hebben geleerd.
Harry Reintjes zegt
Zolang we de moedertaal beheersen, (blijven) doorgronden, goed toepassen (en bijvoorbeeld niet zeggen, zoals ik hierboven ergens lees: …agressie verwekt…= rosemary’s baby?), lijkt me twee- of meertaligheid geen enkel probleem en inderdaad een verrijking, ook voor de eigen taal.
Onderwijstechnisch pleit ik dan wel voor een betere samenwerking tussen docenten van de diverse talen (bijv.: ik behandel morgen het tegenw./volt. deelw als beknopte bijzin, hoever ben jij met the gerund/het gerundium, gerundivum etc.). Het mondeling taalonderwijs moet ook beter dan wat (vroeger?) op gymnasia werd aangeboden. Anders denkt een Franse femme al gauw iets anders bij “shut the door” en een Engelse lady begrijpt de verliefde ogen van die man niet bij “je t’adore”.
Frans Timmermans en Marcia Luyten mogen ons tot goede voorbeeld dienen.