Door Joop van der Horst
Nicoline van der Sijs heeft weer eens een prachtig boek geschreven! Laat dat duidelijk zijn. Het heet 15 eeuwen Nederlandse taal, en het is niks minder dan een grondige en uitvoerige geschiedenis van het Nederlands, zowel de interne als de externe geschiedenis.
Het boek heeft na een zaakrijke algemene “Inleiding” zeven hoofdstukken, chronologisch gerangschikt. Hoofdstuk 1 gaat over de prehistorie; hoofdstuk 2 gaat over het Oudnederlands en hoofdstuk 3 over het Middelnederlands. In hoofdstuk 4 worden de 16de en 17de eeuw besproken, in hoofdstuk 5 gaat het over de 18de en de 19de eeuw. Hoofdstuk 6 is aan de 20ste eeuw gewijd, en het laatste hoofdstuk betreft heden en toekomst.
Veel interessants
Alle hoofdstukken zijn min of meer gelijk opgebouwd. Steeds komen eerst de klankveranderingen van die periode aan bod, daarna veranderingen in de spelling; dan wordt de woordvorming (afleiding en samenstelling) besproken, en wordt aandacht gegeven aan leenwoorden. En ten slotte is er steeds een stuk over de zinsbouw.
Vergeleken bij andere overzichten van de geschiedenis van het Nederlands besteedt Van der Sijs veel aandacht aan de morfologische geschiedenis. Meer dan enig ander boek dat ik ken. En zeker ook meer dan aan de syntactische geschiedenis. Ik vind dat heel goed. Te vaak is de geschiedenis van de morfologie een beetje onderbelicht gebleven, en er is zo langzamerhand veel interessants over te melden. Dat blijkt wel.
Vlekkeloos
Op verschillende plaatsen in het boek zien we dat de auteur taalcontact beschouwt als de belangrijkste bron van taalverandering. En ik geef haar graag na dat dat inderdaad geregeld zo is. Of toch zo gezien kan worden. In dit boek wordt taalcontact zelfs aangenomen waar daarvoor helemaal geen aanwijzingen bestaan. Het uiteenvallen van het Indo-Europees in Europa bijvoorbeeld zou, dat geef ik toe, veroorzaakt kunnen zijn doordat het gesproken ging worden door oudere bevolkingslagen in Europa. Zeg maar als een soort van substraat-werking. Dat kan. Maar eerlijk gezegd hebben we, bij gebrek aan kennis van die oudere talen, geen flauw idee of het echt zo ging. Het uiteen waaieren zou dus ook heel andere oorzaken gehad kunnen hebben. Het enige wat zeker is, is dat het Indo-Europees uiteen gewaaierd is. Ik zou persoonlijk een ietsepietsie terughoudender zijn met taalcontact als oorzaak van taalverandering.
In het algemeen trouwens ben ik er voorstander van om ‘ns wat vaker te laten zien wat we niet weten of niet begrijpen. Ik geef een voorbeeld. Op bladzijde 41-42 gaat het over onregelmatige werkwoorden. De uiteenzetting lijkt me vlekkeloos. Maar ik zou nu graag daarbij vertellen dat het zo raadselachtig is dat onze hulpwerkwoorden nagenoeg allemaal onregelmatig zijn; of andersom: dat onze onregelmatige werkwoorden nagenoeg allemaal hulpwerkwoord zijn. Hoe is dat verband? Worden ze vanzelf onregelmatig als ze hulpwerkwoord worden? Nee, sommige waren al onregelmatig lang voordat ze hulpwerkwoord werden. Is onregelmatigheid bevorderlijk voor de grammaticalisatie tot hulpwerkwoord? Ik weet het niet, en ik heb de indruk dat eigenlijk niemand het weet.
Fascinerende maatschappelijke realiteit
Er zijn meer van die raadselachtigheden. In hoofdstuk 6 bespreekt Van der Sijs wat zij noemt “de opmars van de taalpolitie” in de 20ste eeuw: het gehakketak op andermans taalgebruik. Oftewel de besmettelijke ziekte die Charivarius heet. Alle lof daarvoor. Ze is, geloof ik, de eerste die dit opmerkelijke verschijnsel in de geschiedenis van onze taal zo expliciet benoemt en aan de orde stelt. Het is inderdaad een 20ste-eeuws verschijnsel, lijkt me. Maar ik zou er graag bij vermeld zien dat het nog volstrekt onvoldoende onderzocht is en dat voorlopig niet te zeggen valt waar dit vandaan komt. We weten eigenlijk niet goed wat hier gebeurt. Ik vermoed dat het een reactie is, een achterhoedegevecht; maar wat het ook is, het is een maatschappelijke realiteit. Een fascinerende maatschappelijke realiteit. En het gaat vast nog een hele poos duren voor we ervan af zijn. Kortom: er zal nog ruim gelegenheid zijn om het te onderzoeken.
Wat misschien een beetje meer in de verf gezet had kunnen worden, is de internationale oriëntering. Ik meen dat de geschiedenis van het Nederlands, zowel de interne als de externe geschiedenis veel meer overeenkomt met die van andere Europese talen dan je uit onze veelal “isolationistische” handboeken zou opmaken. Ik bedoel: niet alleen 3000 jaar geleden, maar ook in de 16de eeuw, ook in de 20ste eeuw.
Prachtig
Maar om nu te zeggen: kritiek? Nee, ik heb nauwelijks kritiek op dit prachtige en knappe boek. Er is eigenlijk maar één klein puntje waar Van der Sijs de plank helemaal misslaat. Dat is op bladzijde 240. Ze bespreekt daar de vraag: is het einde van de standaardtaal nabij? Daar kan men natuurlijk verschillend over denken. Ik gun iedereen zijn of haar mening. Maar waar ze mijn boek over die kwestie citeert, en dan zegt: zijn “diagnose lijkt me te somber”, daar is iets grondig misgegaan. Mijn boek over de kwestie is namelijk volstrekt niet somber. Integendeel. Ik ben van mening dat de wereld nog nooit zo goed gecommuniceerd heeft als vandaag de dag, nu de standaardtalen op de tocht staan.
Maar genoeg daarover. Ik ben alleen een beetje bezorgd om het Cor-van-Bree-effect. Ik zal uitleggen wat ik bedoel. Van der Sijs’ huidige boek is een grondige herziening en vooral uitbreiding van haar eerdere en veel bescheidener boekje: De geschiedenis van het Nederlands in een notendop uit 2005. Ik schat dat het nu bijna verdubbeld is. Er is heel veel interessants bij gekomen. Prachtig. Maar pas op!
In de running
Toen ik, lang geleden, begon met de studie Nederlandse taal- en letterkunde, kreeg ik colleges historische taalkunde van Cor van Bree. Voor dat vak hadden we toen eigenlijk enkel Schönfeld=s Historische Grammatica. Geen eenvoudig boek. Cor van Bree, uitstekend docent, onderving dit door stencils voor ons te maken waarin de hoofdzaken goed werden uitgelegd. Uiteraard waren die stencils (ik heb ze nog steeds) nogal onvolledig. Maar daardoor juist erg praktisch. Gaandeweg werden ze aangevuld. En steeds verder aangevuld. Aangevuld en vermeerderd. Om een lang verhaal kort te maken: uiteindelijk was er dus zijn Leerboek Historische Grammatica van het Nederlands (1976). Een fantastisch boek, een dikke pil, een wonder van geleerdheid, waarbij Schönfeld schril afstak als ware dat een populariserend werkje…..
Ik bedoel maar: laten we goed beseffen dat Van der Sijs door de (evidente) verrijking, upgrading en uitbreiding van haar boekje uit 2005 tot dit serieuze, kloeke en zaakrijke handboek daarmee meteen ook veel lezers en gebruikers verliest. Het is een duivels dilemma. Aan de ene kant moet je de uitbreiding beslist toejuichen, en ik sta vooraan als het erom gaat Van der Sijs daarom te prijzen; aan de andere kant is het boek nu al te omvangrijk en te heavy voor de meeste opleidingen waar de geschiedenis van het Nederlands nog een beetje aan de orde komt. Misschien moeten we gewoon haar Notendop ook maar in de running houden.
Nicoline van der Sijs, 15 eeuwen Nederlandse taal. Utrecht:. Sterck & De Vreese, 2019. Bestelinformatie bij de uitgever.
Erik Bouwknegt zegt
Wat betreft het op elkaar lijken van de geschiedenis van Europese talen. Behandelt ze ook verschijnselen die vaak als kenmerken van het Standard Average European worden genoemd? Dat gaat van het ontwikkelen van een voltooide tijd uit een bezitskonstruktie (ook in Europese talen die geen werkwoord ‘hebben’ kennen) tot de in meerdere SAE-talen bezig zijnde ontwikkeling van ‘dreigen’ en ‘beloven’ als hulpwerkwoord (‘Het dreigt te gaan regenen’).
Marc Brysbaert zegt
Misschien kan dit helpen voor je vraag waarom hulpwerkwoorden onregelmatig zijn. Er is goede evidentie dat onregelmatige vormen doorheen de tijd regelmatig worden. Dit gaat het snelst bij laag-frequente woorden (varen is zo’n voorbeeld). Hulpwerkwoorden zijn heel frequent en zullen dus het langst standhouden. Volgens Monaghan zou verwervingsleeftijd ook een rol spelen: woorden die je vroeg geleerd hebt, zul je niet veranderen en zul je doorgeven aan de volgende generatie. Dat zijn, denk ik, de belangrijkste redenen waarom de hulpwerkwoorden nog altijd onregelmatig zijn, net zoals we elf en twaalf nog altijd niet aangepast hebben aan de rest van het getalsysteem.