De Multatulileescursus (66)
– Het gekke is: we hebben nu de afgelopen weken twee perioden mee mogen lezen waarin Multatuli door Nederland toerde met ‘;voordrachten’, namelijk in 1878 en 1879. Aantekeningen die hij maakte voor die lezingen zijn de revue gepasseerd, recensies, reacties op recensies, brieven die hij zelf schreef over die ‘voordrachten’, maar ik kan niet zeggen dat ik nu echt een goed beeld heb hoe het was om zo’n voordracht bij te wonen.
– Nou, de verslagen zijn toch betrekkelijk consistent. De lezingen duurden zo’n twee à tweeëneenhalf uur, soms met een korte pauze, ze waren min of meer geïmproviseerd, de spreker betrad allerlei zijpaden, hij sprak met een enigszins zachte stem.
– Ja, maar ik heb geen idee wat ik er nu van gevonden zou hebben als ik daar in de zaal zat. Het is duidelijk dat ik na 66 weken leescursus echt wel geïnteresseerd ben, maar 2,5 uur luisteren naar iemand die met zachte stem staat te improviseren op thema’s die we inmiddels allang kennen?
– De recensies waren inderdaad nogal gemengd, als dat is wat je bedoelt:
Multatuli heeft ergens een voordragt gehouden. Een der locale bladen zegt daarvan, dat de rede ‘groot intellectueel genot’ schonk, en verwijst dan verder naar een ingezonden stuk (in dat zelfde blad), houdende een schets van de voordragt, waarin men leest: ‘Dit geklets duurde meer dan twee uren
– De kern lijkt mij dat de schrijver inmiddels een soort harde kern van aanhangers had verzameld die zijn levensgevoel herkenden. De voordrachten gingen ook vaak over kwesties zoals hoe moet ik leven? ‘Genot door deugd’ en zo. En vooral in 1879 lijkt hij vaak interpretaties te hebben gegeven van de Bergrede en andere dingen die Jezus had gezegd. Met andere woorden: als je atheïst was en je zocht bevestiging dat dit niet betekende dat je ook immoreel was, was hij je man.
– Vandaar die soms religieuze sfeer. Uit een krantenstuk:
Zoo er tegenstanders van zijne wijsbegeerte aanwezig waren, betwijfelen wij of hij hen geheel zal hebben bekeerd. Het komt ons dan ook voor dat zijn spreken in het openbaar meer bepaald de strekking heeft om te versterken in de leer, waarvan hij zulk een ijverig apostel is en tot welker verspreiding zijne werken zooveel hebben bijgedragen.
– Die dan natuurlijk juist wrevel en verzet opriep bij anderen. Die het dan van de weeromstuit allemaal vreselijk vonden.
– Ik geloof toch ook dat er veel mensen kwamen alleen maar om die beroemde schrijver een keer in het echt te zien. En dat die soms behoorlijk teleurgesteld konden raken door het feit dat die schrijver maar zat te klagen over alles en iedereen. Niets deugde, zelfs zijn publiek niet:
Multatuli stelde, als gewoonlijk, zich zelf sterk op den voorgrond. In zijne wijze van uitdrukking, in zijn toon, in den vorm zoowel waarin hij zijne gedachten inkleedt als in die gedachten zelf, komt steeds een zekere wrevel uit, tegen alles en allen. Goed en kwaad, beide stuiten hem tegen de borst. Hij hekelt alles, alleen den spreker niet.
– Ja, dat verongelijkte van hem, dat jaagt mensen weg. Wij hebben er niet eens zoveel last van, want hij is nu eenmaal dood. Maar voor tijdgenoten moet dat toch wel een obstakel zijn geweest.
– Toch komt hij zelf in een van zijn brieven dan toch ineens weer met een lucide inzicht:
By de zeer weinigen die me van naby kennen is ’n deun in omloop: ‘men moet Dek nooit iets kwalyk nemen’. Wel, dat is makkelyk voor den betrokkene, zal men zeggen, en ‘op zoo’n prerogatief kan men er maar frisch op toe zondigen!’ Zeker, en ik rekommandeer dan ook zoo’n stelling niet als algemeen principe. Ook eisch ikzelf niet dat men my alles vergeve, maar men doet het als men my in ’t intime leven heeft gadegeslagen, omdat men dan overtuigd is dat ik ’t goede wil, maar belemmerd word door… eigenaardige fouten die niet makkelyk te omschryven zyn. By elke aanraking met vreemden moet ik me geweld aandoen. Wat is dit toch? M’n vorige woning was tegenover de kaserne. Al wat er te zien viel van de soldaten (of byna alles, want ik had andere opmerkingen ook) bepaalde zich tot de verzuchting: zou nu al dat volkje elkaar verstaan? Voelen zy allen zich op hun gemak met hun kameraden? M’n vrouw is ’n engel van goedheid voor my, ’n rechte soeur de charité, en toch is ’t my onmogelyk haar precies te zeggen wat ik denk, meen of voel.
– Hij was natuurlijk in wezen een verlegen iemand.
= Die tegelijkertijd zeer overtuigd was van zichzelf.
– Die dingen sluiten elkaar natuurlijk niet uit.
– En toch schemert in al die verslagen soms iets door van hoe inspirerend hij ook kon zijn:
Verspil, verslons uw denkvermogen, uw gemoed niet; werp uw geestkracht niet weg aan leege praat, gewen uw ziel niet aan onvoedzamen kost; tracht stipt in uw uitdrukkingen te zijn ook om uw eigen begrip niet te bederven, maak u niet wijs dat eerlijkheid niet overal en voor allen plicht is; vermijd de gezelschappen die u uw ziel ontrooven, zooals gij roovers vermijdt, die het op uw geld gemunt hebben.
– Het was natuurlijk ook in Multatuli’s tijd allemaal al miljoenen keren gezegd, maar wat je ook verder van hem zeggen kunt: het is duidelijk dat hij het meende, en ernaar leefde. Dat hij het zichzelf ook niet gemakkelijk maakte.
– Amen. Volgende week?
– Deel twintig! Brieven en documenten uit 1879 en 1880!
Afbeelding: advertentie Delftsche Courant 6 februari 1878. Delpher
Laat een reactie achter