Door Siemon Reker
Wie leest – zo vergaat het mij – leest om de inhoud, er moet een knop om voor het schenken van aandacht aan de uiterlijke vorm. Als ik zie dat “een toenemend gebruikte constructie in het Nederlands aan Engelse invloed wordt gewijd”, ben ik al verder voor ik op de rem trap en teruglees: te wijden aan Engelse invloed? De schrijver moet wijden de plaats van wijten hebben laten innemen – het stukje citaat zou voorheen dus hebben kunnen zijn dat “een toenemend gebruikte constructie in het Nederlands aan Engelse invloed wordt geweten”. Wijden is regelmatig, het minder frequente wijten ‘de schuld geven aan’ niet.
Zelfs toen ik een groot deel van NRC Handelsblad van 28/29 december 2019 op inhoud én vorm probeerde te lezen, moest ik even terug bij de tekst “(…) staten die zich niets laten zeggen door internationale organisaties”. Kan het zijn dat de auteur bedoelde dat er staten zijn die zich niet laten gezeggen door internationale organisaties? Gezeggen is minder gewoon dan zeggen, zoals wijden gangbaarder is dan wijten.

Kortom, net als halverwege 2018 (zie dit blog daarover) las ik NRC Handelsblad ‘es wat aandachtiger, ook die stukken die ik normaal zou hebben overgeslagen. De héle krant lezen is een klus, helemaal met weekendbijlagen erbij. “En: fouten?”, vragen sommige lezers nieuwsgierig, weet ik uit ervaring. Zelfs bij evident zondigen tegen de afgesproken regels van het Nederlands is de ene fout (neoloiberalisme) de andere niet (wordt je continu gefilmd), maar veel van dergelijke missers heb ik in de krant niet aangetroffen. Die zijn trouwens ook minder interessant dan stukjes tekst waar eerder discussie over kan ontstaan:
- De jaren 10 was een decennium…
- Er vielen een half miljoen doden…
- … kwamen er een half miljoen huizen bij
- … er zijn meer holen en voedsel beschikbaar…
Wat is daar met de persoonsvorm aan de hand? Of er staat een enkelvoud waar ik een meervoud zou kunnen schrijven (1) en andersom (2 en 3) of ik vind de combinatie van enkel- en meervoud onplezierig (4). Maar is het “fout”, meester?
Goed, in Van Dale staat niet het woord wijds dat ik op pagina E 11 aantrof – sterker, op de middelbare school leerden we dat we bij dat woord niet aan wijd moesten denken maar aan weiden en dus was het weids, jongens en meisjes. En toch lijkt wijds heel goed te verdedigen, is het niet?


Hoe zit het met naamvallen en functies in de zin, bijvoorbeeld als Eva de Goede en haar partner onplezierig snel uit hun huis moeten, want meer maanden “zijn ze door de huurder niet gegund”. Is het meewerkende voorwerp ze hier correct Nederlands? En al op de volgende bladzijde krijgen we een groot probleem met het naamwoordelijk gezegde: “is dat haar nou?” In het ABN – dialecten zijn hier niet aan de orde – zou ik kiezen voor “is zij dat nou?” Zet dat stukje tekst om in het meervoud en het wordt duidelijker misschien:
- zijn ons dat nou? versus zijn wij dat nou?
- zijn hen dat nou? versus zijn zij dat nou?
Iemand “valt wildvreemde mensen in de armen als ware het zijn beste vrienden” – dat is ook interessant Nederlands. Wellicht te veel op het gehoor geschreven en onder invloed van de uitdrukking als het ware, waardoor het meervoudige waren veronachtzaamd werd (het betrof de mensen die de beste vrienden waren, alweer een naamwoordelijk gezegde). Dezelfde Randstedelijke achtergrond kunnen we op E 21 veronderstellen bij “de wereld naar de klote helpen”.
Hoe zit het met “in hoofdstad Khartoem”, een lidwoordloze context waar het hier eerder over ging? In ø hoofdstad Khartoem?
Deze tekst begon met de rol van het Engels, het eindigt ermee want Engels lezen we véel in zo’n weekendbijlage van NRC Handelsblad, zeer veel. We worden daarbij geholpen door de cursivering van allerlei woorden en uitdrukkingen van Angelsaksische herkomst. Zo valt minder snel op dat de lezer zélf maar even naar een woordenboek moet grijpen als hij iets niet weet. Indirecte identieke invloed veronderstel ik bij “een labyrint aan gevolgen” waarbij niet zozeer het complexe karakter als wel de veelheid beoogd is.
Het beeld van een taal als een Waddeneiland dringt zich op: afslag aan de kant van het eigen idioom (wijten aan, zich niet laten gezeggen), maar uitbundige aangroei met dank aan het Engels aan de andere zijde: it doesn’t scale, trade-off, trickle down and so on. Het Nederlands kortom, is net Rottumeroog.
Dit stuk verscheen eerder op het eigen blog van Siemon Reker..
Is een toenemend gebruikte constructie dan al wel toelaatbaar Nederlands? Een gebruik kan toenemen, doordat men iets vaker dan eerst gebruikt, maar kan een constructie daarmee dan ook toenemend gebruikt worden? Ik zou zeggen dat er eerder een toename van een gebruikte constructie speelt en dat het gebruik groeiende is. Maar goed, op Schiermonnikoog kan meer dan in Monnickendam.
Wijden en wijten: grammatischer Wechsel, maar niet heus!
Allemaal taalvernieuwing, waarin jonge journalisten vooroplopen (Volkskrant idem dito). Leve de vooruitgang!