De Nijmeegse bibliotheek van Jerome Bruner
Vorige week woensdag werd op het Max Planck Instituut in Nijmegen de Jerome Bruner bibliotheek geopend. Bruner was een Amerikaanse psycholoog met een heel divers wetenschappelijk oeuvre. Na zijn overlijden (in 2016 als 100-jarige) werd zijn persoonlijke bibliotheek (+- 3300 boeken) vanuit New York naar Nijmegen verscheept. Het heeft te maken met Bruner zijn rol in de oprichting van het MPI aan Nijmegen (in de jaren ’70). Vandaag wil ik het hebben over een inzicht van Bruner dat mijn eigen werk beïnvloed heeft: Verhalen maken ons denken makkelijker.
Maar we beginnen met een omweg.
Ik was er niet bij op het feestje in het instituut aan de rand van de campus, ik verzorgde en vermaakte het kroost. In de ochtend dacht ik dat het door de gedachte aan mijn grootmoeder kwam (een jaar voor Bruner op 96-jarige leeftijd overleden), maar waarschijnlijk was het de hoge leeftijd van Jerome Bruner zelf die me die dag onbewust inspireerde tot het bereiden van stoofvlees. Runderriblappen, wortelen, selderij, kruiden, een fles wijn, in de oven op lage temperatuur en pruttelen maar. Ouderwets eten, uit dagen dat mensen een halve dag in de buurt van het fornuis konden blijven. Een ideale setting voor een terugblik.
Arme kinderen zien munten groter
Hoewel Bruner het meest bekend is vanwege zijn werk over de psychologie van ontwikkeling en onderwijs, is hij een toonbeeld van de breed geïnteresseerde wetenschapper. In zijn meer essayistische werk schetst hij op verhalende en scherpe toon hoe hij tegen ontwikkeling en leren aankijkt. Theoretische essays hebben een lange geschiedenis in de psychologie, maar zijn tegenwoordig niet meer de klinkende munt in de carrière van academisch psychologen. Wij willen data, wij willen artikelen. Daar was Bruner ook niet vies van, en een beroemde bijdrage gaat over hoe persoonlijke behoefte de waarneming kan beïnvloeden. Letterlijke waarneming bedoel ik dan.
In een inmiddels 73 jaar oud (stoofvlees!) artikel lieten Bruner en Goodman zien dat arme kinderen munten als groter waarnemen dan kinderen uit rijkere gezinnen (zie de grafiek beneden). Alle kinderen overschatten de grootte van munten (alle punten zijn boven nul in de grafiek), maar arme kinderen (‘from a settlement house in one of Boston’s slum areas’, Bruner & Goodman, 1947, p. 39), doen dit veel meer. Dat verschil was er niet bij de waarneming van houten schijfjes (de controle conditie). Wie meer geldzorgen heeft, neemt geld ook ‘echt’ anders waar. Je persoonlijke behoeften beïnvloeden je waarneming, zo concludeerden Bruner en Goodman. Een klassiek experiment dat inging tegen de gedachte dat waarneming een passief proces is. We zien niet sec wat er is, onze waarneming is gekleurd, in tegenstelling tot de registratie van de werkelijkheid door een camera.
Een interessante studie, maar ik zou het eigenlijk over verhalen hebben.
The narrative mode
In het inmiddels klassieke boek Actual minds, possible world (1986) breekt Bruner een lans voor het belang van verhalen. Het fundament onder het boek is de tweedeling die Bruner maakt tussen wetenschappelijk-logisch denken (‘the paradigmatic mode’) en narratief denken (‘the narrative mode’). De eerste is zuiver logisch. In de paradigmatic mode denken we strak, op zoek naar de naakte waarheid. Er zijn mensen – we kennen er allemaal wel een paar – die menen dat dit strakke denken de hoogste vorm van denken is. Dat er buiten paradigmatisch denken eigenlijk niet meer zoveel interessants is. We kennen allemaal zulke mensen, laten we hopen dat het er niet te veel zijn. Want strak denken is schitterend natuurlijk, nodig ook voor goede wetenschap. Maar als model van de wereld ook wel heel saai. ‘Harteloos’ zegt Bruner er zelf poëtisch over (‘There is a heartlessness to logic’, p. 13). Jack en Meg White wisten het ook al: ‘Truth doesn’t make a noise’. Het kan wel kloppen, maar het raakt ons zelden.
Nee, dan de narrative mode. Hierin volgen we niet de logische stappen naar absolute waarheid, maar beschrijven we wat mensen doen, hun intenties, hun gevoelens. Een verhaal dat recht doet aan de ambiguïteiten en losse eindjes van leven zoals het is. Bruner zegt het zelf opnieuw mooi:
The narrative mode] strives to put its timeless miracles into the particulars of experience.
(p. 13).
En nu we toch bezig zijn:
Narrative deals with the vicissitudes of human intentions
(p. 16).
De grillen van menselijke intenties, hoe niet-logisch is dat.
De reflex van de experimentele psychologie is geweest om de logische denkstijl over te nemen (goed), en alles wat met de narrative mode van doen heeft aan de geesteswetenschappen over te laten (nogal jammer). Het is des te opvallend dat Bruner hier anders instaat omdat hij een van de voorvechters van de cognitieve revolutie in de psychologie was. Deze revolutie stelde de computermetafoor van de geest centraal. Het menselijk denken als een zeer geavanceerde computer, die berekeningen doet op innerlijke representaties. Hand in hand met de computermetafoor kwam de focus in het onderzoek meer te liggen op denken zonder context. Dat Bruner probeerde om de twee modes samen te brengen, en het belang van de softere kant van de psychologie benadrukt maakt hem een voorbeeld voor iedere wetenschapper die echt interdisciplinair aan de slag wil, tegen de grillen van de tijd in.
Bruner maakt het punt dat de narratieve mode de meest belangrijke is om ons psychologisch leven te begrijpen. Verhalen – als ultiem format van de narrative mode – passen zo perfect op onze geest dat ze dé manier zijn om onze geest te bestuderen. Klopt het dat verhalen ons denken makkelijker maken?
Verhalen maken denken makkelijker
Verhalen passen perfect op onze denkwereld, onze denkwereld leent zich perfect voor verhalen. Laat ik daar een voorbeeld van geven. Neem deze zin:
- Ik weet dat Jan gelooft dat Anne vermoedt dat Marian meent dat Harrie begrijpt dat Eva rechter is.
Dit is een voorbeeld van het recursief ‘opstapelen’ van mentale staten: de een denkt over de ander die denkt over weer iemand anders dat, enzovoorts. Mensen vinden dit lastig. We leren het pas relatief laat, en als je snel moet antwoorden wie beseft wat over wie, dan ga je waarschijnlijk de mist in.
Niet alleen is de zin hierboven lastig, hij is ook oninteressant. Ikzelf heb in ieder geval geen enkele motivatie om te gaan puzzelen hoe het in elkaar steekt. ‘Laat maar, het zal wel’, denk ik halverwege de zin. Taalpsychologen zijn dol op dit soort zinnen. Ze laten zien hoe ons taalsysteem werkt, en hoe we de intenties van anderen door middel van taal kunnen begrijpen. En dat is dus lastig, zo is het idee. Echter, er klopt iets niet aan dit voorbeeld. Een zin zoals deze komen we nooit op zichzelf staand tegen. En dat zou zomaar een cruciaal verschil kunnen zijn.
In een artikel met de prachtige titel When narrative takes over laten Max van Duin en zijn collega’s zien dat dezelfde recursieve stapeling van intenties heel gebruikelijk is in verhalen. Van Duin laat zien dat halverwege het toneelstuk Othello (van Shakespeare inderdaad), de stand van zaken als volgt kan worden samengevat:
Het publiek gelooft dat Iago wil dat Cassio gelooft dat Desdemona wil dat Othello gelooft dat Cassio niet van plan was om de vrede te verstoren.
(naar Van Duin et al., p. 152).
Ook lastig. Echter, en hier is het cruciale inzicht, binnen het verhaal vinden we het helemaal niet lastig. Sterker nog, mensen betalen al eeuwenlang met tijd en geld om de intriges rond Othello en de zijnen mee te beleven. Niet alleen vinden we het niet lastig, we vinden het zelfs leuk. De opzet van een verhaal, de ‘narratieve structuur’ maakt wat lastig lijkt, makkelijk voor onze geest. Dat zijn we immers gewend, verhalen passen ons denken perfect. Voor wie niks met Shakespeare heeft: dit principe werkt ook in films, boeken, series. Wat mensen van elkaar denken, hoe ze met elkaar omgaan, het is de drijvende kracht achter vrijwel alle fictie.
Een ander voorbeeld van hoe verhalen ons denken makkelijker maken is perspectief innemen. De wereld bekijken door de ogen van een ander (zowel letterlijk als figuurlijk) vinden mensen in psychologische taken lastig. Het ruimtelijk perspectief van een ander innemen kost veel mentale tijd en energie. Ook taken waarin we de intenties van een ander moeten inschatten, bijvoorbeeld aan de hand van een gezichtsuitdrukking (mentaal perspectief innemen), zijn niet makkelijk. Fascinerend genoeg is het zo dat in verhalen er aan de lopende band perspectiefwisselingen plaatsvinden. Kobie van Krieken en haar collega’s beschrijven bijvoorbeeld hoe in krantenreportages er binnen een alinea verschillende perspectiefwisselingen zijn (Van Krieken et al., 2016). Dan vinden we het niet moeilijk, sterker nog, we lezen gretig door.
En dan zijn we terug bij Bruner. De narrative mode past ons zo goed dat wat zonder context moeilijk lijkt, het in de context van een verhaal niet meer is.
Verhalen als de toegangspoort tot ons denken
Als verhalen zo goed op ons denken passen, dan zullen psychologen wel massaal verhalen zijn gaan bestuderen. Dat valt nog tegen. Er is een geloof in de (taal)psychologie dat het beter is om ‘eenvoudig’ te beginnen. Losse woorden, losse zinnen aan proefpersonen aanbieden. En dan het liefst een beetje lastige woorden of zinnen, of met een moeilijke taak om de hersenen ‘echt’ aan het werk te zetten. Daar valt een hoop voor te zeggen, maar wat er tegen is, is dat ons denken bestudeerd wordt terwijl het geen gebruik kan maken van de narratieve context. Het levert kennis op die waarschijnlijk niet of lastig naar de normale praktijk van taalgebruik te generaliseren valt. Of en hoe erg dat is, is een verhaal voor een andere keer (voor de vakbroeders en -zusters: zie hier). Vanuit het perspectief dat verhalen ons denken makkelijker maken is het in ieder geval een ongelukkige keuze.
Possible worlds
Het stoofvlees pruttelde al zes uur, ‘kan stoofvlees ook te lang pruttelen’, vroeg ik me af? Meteen haalde ik mezelf uit de paradigmatische modus. Stoofvlees onttrekt zich aan logische duiding, zo suste ik (totdat het aanbrandt, dat dan weer wel). De schemering kwam nu snel, en ik besloot een daad te stellen. Ik had de opening van de bibliotheek dan wel gemist, maar dat betekende niet dat de dag zonder eerbetoon voorbij hoefde te gaan. Een biertje, rustig genoten. Op de boeken van Jerome Bruner, op actual minds, en vooral, possible worlds.
Arme kinderen (onderbroken lijn) overschatten de grootte van muntjes meer dan ‘well to do’ kinderen. Bruner en Goodman (1947) lieten zien dat persoonlijke ervaring waarneming beïnvloedt.
Het boek uit 1986 waarin Bruner de narrative mode beschrijft.
Referenties
Bruner, J. S., & Goodman, C. C. (1947). Value and need as organizing factors in perception. The Journal of Abnormal and Social Psychology, 42(1), 33–44. https://doi.org/10.1037/h0058484
Bruner, J. S. (1986). Actual minds, possible worlds. Harvard University Press.
Duijn, M. J. van, Sluiter, I., & Verhagen, A. (2015). When narrative takes over: The representation of embedded mindstates in Shakespeare’s Othello: Language and Literature. https://doi.org/10.1177/0963947015572274
Hasson, U., Egidi, G., Marelli, M., & Willems, R. M. (2018). Grounding the neurobiology of language in first principles: The necessity of non-language-centric explanations for language comprehension. Cognition, 180, 135–157. https://doi.org/10.1016/j.cognition.2018.06.018
Krieken, K. van, Sanders, J., & Hoeken, H. (2016). Blended viewpoints, mediated witnesses: A cognitive linguistic approach to news narratives. In Dancygier, B, Lu, W-l, & A. Verhagen (Eds.), Viewpoint and the Fabric of Meaning: Form and Use of Viewpoint Tools across Languages and Modalities (pp. 145–168). Mouton de Gruyter.
Laat een reactie achter