De Nederlandse literatuur is er een van schrijvers die eindeloos koketteren met het feit dat ze geen lezers zijn. Terwijl vorige week maandag de Amsterdamse lezers mochten luisteren naar een toespraak van Arnon Grunberg bij een Multatuli-herdenking waarin hij verkondigde dat hij ‘minder dan een derde’ van het oeuvre van de grote schrijver gelezen had, mocht men in Nijmegen luisteren naar Arjen van Veelen die er bij een Kellendonk-herdenking prat op ging dat hij het werk van Kellendonk nooit gelezen had.
Grunberg lijkt inderdaad meer over Multatuli te hebben gelezen (het proefschrift van Saskia Pieterse, de biografie van Dik van der Meulen, een essay van Karel van het Reve) dan van de schrijver zelf.
Van Veelen leek nog wel bereid er iets aan te doen, hij ‘moest eraan geloven’ zoals hij het verwoordde, al is zijn hele lezing tegelijkertijd toch ook een voorbeeld van gebrek aan literair-historische kennis: hij praat uitgebreid over de neiging om schrijvers de morele maat te nemen alsof dat iets heel nieuws is en presteert het daarbij om daarbij op geen enkel moment de naam Aad Nuis te noemen, die sensitivity reader avant la lettre.
(Van Veelen bespreekt voorbeelden uit de Amerikaanse young adult-literatuur waarin boeken niet kunnen verschijnen omdat allerlei mensen zich mogelijk beledigd kunnen voelen. Aad Nuis schreef een groot stuk in de krant waarin hij beweerde dat Mystiek lichaam een antisemitisch boek was omdat er een, overigens heel onsympathieke, persoon in voorkomt die antisemitische ideeën heeft. De ‘zuiverheidsspiraal’ die Van Veelen meent in onze tijd te ontwaren, is zo bezien geen almaar toenemende spiraal, maar een constante in onze cultuur.)
Het is alsof we ervan uitgaan dat een schrijver, als schrijver, andere schrijvers van nature beter begrijpt dan gewone stervelingen. Ook als hij toegeeft het werk van die andere schrijver niet te kennen,
De moderne geleerde is bekend met het idee dat hij bescheiden moet zijn. Ja, jij hebt al die boeken gelezen, maar de schrijvers! Die hebben al die boeken ook geschreven! Maar als die schrijvers iets beginnen te zeggen over schrijvers van het verleden, rijzen er toch wel allerlei vragen. We komen dan terecht in een wereld waarin we voortdurend enorm bang kunnen zijn voor allerlei zaken die altijd al aan de gang waren.
Maar bovendien: als schrijvers menen dat we schrijvers kunnen eren zonder ze nauwkeurig te bestuderen, waarom zouden ze dan van ons, lezers, wat anders verwachten?
Illustratie: M. van Oostendorp
Anoniem zegt
Karel van het reve las minder dan een derde, uitspraak was een citaat.
DirkJan zegt
De lezing van Arnon Grunberg begint met een citaat van Karel van het Reve: ‘Ik denk niet dat ik meer dan een derde van Mutatuli’s oeuvre gelezen heb.’ Even verderop schrijft Grunberg over zichzelf. ‘hoewel ik vermoedelijk nog wel iets minder dan een derde van zijn oeuvre heb gelezen.’ Lezen is een kunst.
[ Hoewel ik als lezer veel litteratuur in de breedte heb gelezen, haal(de) ik veel van mijn kennis over de Nederlandse literatuur vooral door het lezen van veel boekenrecensies. Ook een manier. ]
Berthold van Maris zegt
Schrijven kost erg veel tijd. Om dat ook nog alles te moeten lezen, ja, dat gaat niet. Behalve als je supersnel, en dus heel oppervlakkig leest…
Wim Groot Bertink zegt
Kunstige illustratie. Mooi werk.