Uit de debuutbundel van Ellen Warmond uit 1953, waar Bordewijk destijds wel door werd gecharmeerd (maar niet zo door de beeldspraak in ‘Niet thuis’).
Niet thuis
Die mond van niet te spreken
en die ogen van niet thuis
heb ik daarvoor zo’n grote reis gemaakt
langs heuvelruggen achterdocht
en valkuilen onrust?
had ik je maar liever schim of wolk gelaten
blauw-blauw voorgoed vanuit de verte
niet telkens elkaar vragen hoe het met ons gaat
ik ken geen taal waarin wij moeten praten
ik had een mooi grijs schimmenspel ergens op
zolder van je staan tussen een lappen pop
een doos vol ongeschreven brieven
een snoertje krokodillentranen en
gedroogde kindergrieven
tenslotte ben ik nog en weer alleen alleen in huis
de dubbele tranensnoeren om je hals
je mond van niet te spreken – alles vals
maar bovenal die ogen van niet thuis.
Ellen Warmond (1930-2011)
uit: Proeftuin (1953)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter