Foto: Kees Torn
De gelukkige landman
De boer heeft een gelukkig lot!
Zijn stand is waarlijk vrij;
hij werkt en zingt en dankt zijn God,
hij smaakt het zuiverste genot,
is vergenoegd en blij.
Een wijfje, eerbaar, lief en goed,
zijn troost in leed en druk,
dat met hem deelt in zuur en zoet,
in armoede en in overvloed
vermeerdert zijn geluk.
En kindren, vrolijk en gezond,
die in de onnozele jeugd
gehoorzaam zijn met hart en mond
volmaken vaders levensstond
en volgen moeders deugd.
Zijn hart wordt door geen vrees gekweld:
’t geloof aan Gods bestuur
verdrijft de zorg die ’t hoofd ontstelt;
hij ziet alleen in ’t vrije veld
de schoonheid der Natuur.
Hij hoort der vooglen morgenlied,
dat blij Gods lof vermeldt;
terwijl zijn oog naarboven ziet
en ’t hart, dat zoveel vreugd geniet,
die dankbre zang verzelt.
Hem streelt het schone in bloem en plant,
door malse dauw besproeid;
hij merkt alom eens Vaders hand,
die alles schept en houdt in stand
en ’t al door liefde boeit.
Hij ziet hoe alles minnen moet
door werking der Natuur:
in ’t visje, spartlende in de vloed,
in ’t duifje, kirrende van gloed,
bespeurt hij ’t eigen vuur.
Hij ziet hoe gras en klaver groeit
en voedt zijn glanzig vee;
hoe ’t golvend graan op de akkers bloeit,
het beekje door de velden vloeit,
in ongestoorde vreê.
Wanneer de dag in ’t westen zinkt,
dan houdt de landjeugd feest;
hij ziet, hoe liefde en onschuld blinkt,
en als de boerse vedel klinkt
verheft zich hart en geest.
Te huis vindt hij zijn zielsvriendin
en lieve kindren weer:
eerst zegent hij zijn klein gezin,
dan dankt hij God en sluimert in…
Hij heeft geen wensen meer.
H.A. Spandaw (1777-1855)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter