De stad van de toekomst in Niemandslandnacht (2018) van Annemarie Estor
Door Marieke Winkler
De stad Orb is een lichtend middelpunt in een smoezelig, composterend landschap. Een stad van kristal. Helder, schoon, zuiver. Zo lezen we in Niemandslandnacht (2018), de jongste dichtbundel van Annemarie Estor:
Orb ligt in het landschap
als een lichtende kroon
een roemrijke koepel, mythisch rijk.
Men zegt
dat de mensen er glanzen.
Dat de duiven worden geruimd
en de wind er wordt geweerd.
Dat er garanties bestaan.
Naast alle guirlandes in de lucht en nanodeeltjes goud in de bloedbanen van de bewoners, wordt ook meteen duidelijk dat voor alle schitterende perfectie een prijs moet worden betaald. Onder de koepel van Orb wordt het oog gecontroleerd en de mensen weten het. Althans, Pili, een zestienjarige inwoner van Orb, weet het:
Ik scherm mijn ogen af met mijn hand
en draai mij om, kijk recht een spiegel in.
Een gezicht heb ik niet. Ik ben perfect,
als iedereen.
Pili heeft niets te verbergen en dat geldt voor alle inwoners: ‘…niets achter me, / zoals wij allen hier / niets achter ons hebben.’ Daarmee vormt de samenleving in Orb een letterlijke uitbeelding van een veelgehoorde reactie op berichten over de verregaande controle van instanties als de NSA of bedrijven als Facebook: zorgen omtrent privacy wuiven we vaak weg onder het mom dat we ‘toch niets te verbergen’ hebben. De surveillancemaatschappij van de toekomst is in Niemandslandnacht een griezelige werkelijkheid geworden. De Orbeanen hebben geen keus; er valt niets te verbergen. Op het hebben van vuile gedachten staan straffen, net als op verzinsels. ‘Onze ogen zijn gestut / opdat wij focussen op waardige horizonten’. Zelfs witte duiven worden uit de lucht geschoten om het zicht helder te houden. Pili stopt stiekem zo’n geschoten witte duif in haar tas.
Grout
Om de koepelstad Orb ligt een niemandsland omringd door een muur. Het niemandsland onttrekt de blik aan al het afval dat de prachtstad afstoot. Achter de muur, zo wordt al snel duidelijk, liggen de resten van het leven in Orb onverschillig te ruften. Dit is het domein van de donkere, mistige sloppen van Grout, waar het rommelt, dampt en broeit. Het is echter niet enkel een wereld van ontbinding. Op de composthopen van Grout hebben de bewoners scharminkelige tuinhuizen opgetrokken en wonderwel manieren gevonden om voedsel te verbouwen op de stinkende grond.
Systeembeheerders telen tijm en steranijs,
beleggers kruisen cox’s orange pippins met elstars,
bewakers worden gladiolenboeren,
gevallen yuppen worden imkers:
ze slaan de stropdas over de schouder
en beginnen verwoed te slingeren,
achter onooglijke vensters,
boven hooiwagenmassagraven, bij peertjeslicht.
Duiven worden in Grout niet uit de lucht geschoten, maar gemolken.
Achter het uiterlijk van de sloppenwijk schemert gaandeweg een meer exotische wereld van kraampjes, kleuren en etensdampen. Wanneer Pili in Grout op zoek gaat naar haar biologische moeder, betreedt zij, samen met haar gids, juffrouw Valeria, een tent die flonkerend vol slingers en lampionnen hangt, ‘een India op kousen’. Hier bezoeken zij het duo Fakir Rafraf en Douz, een oudere dame met neusbel, sari en hangbuik, dat Pili meer weet te vertellen over haar afkomst en familie. Een enorme schok voor het meisje, dat tot het moment dat zij een duif in haar tas stopte en haar juffrouw daarmee confronteerde, van niets wist, want: ‘Niemand heeft een moeder’ in Orb.
De zoektocht van Pili naar haar afkomst en de ontrafeling van de relatie tussen haar moeder Roza uit Orb en haar vader Radu uit Grout vormen de rode draad in de wervelende toekomstwereld van Niemandslandnacht. Er valt nog veel meer te zeggen over de plotontwikkeling, thematiek en motieven in deze uitgesproken narratieve bundel, over de aanduiding crime-poem op de omslag bijvoorbeeld, of over de vorm, zoals het typografisch contrast tussen de handgeschreven gedichten van Roza inde bundel en de staccato computertekens van de ‘sensoren’ die waken over het niemandsland. Ondanks de spanning en overweldigende beeldenregen bleven mijn ogen steeds haken achter de schematische weergave van Orb en Grout. Waarom is het beeld van de stad in toekomstnarratieven toch zo statisch en weinig gevoelig voor verandering?
Orb-e-Grout
Met de tegenstelling tussen het smetteloze en technologisch geavanceerde Orb enerzijds en het donkere, smützige Grout anderzijds toont Niemandslandnacht zich schatplichtig aan de dominante iconografie van steden in toekomstscenario’s en -vertellingen. Waar Orb grote gelijkenis toont met de smart city van de toekomst zoals die valt te herkennen in huidige trends in architectuur en stadsplanning (denk aan public green spaces zoals op de afbeelding van Jewel Changi Airport bovenaan dit stuk), daar schurkt Grout dicht aan tegen de prototypische representatie van de stad in science fiction en (post)apocalyptische romans en films. Van Metropolis tot Blade Runner 2049: de stad van de toekomst, is altijd donker, rokerig en meestal ronduit smerig. De strikte verdeling tussen diverse bevolkingsgroepen, weerspiegeld in de indeling van de stad vormt eveneens een terugkerend element in dit soort verhalen. Indringend is de manier waarop de segregatieproblematiek bijvoorbeeld wordt uitgewerkt in de sci-fi mocumentary District 9. Garnaalachtige buitenaardse wezens hangen verzwakt in een ruimteschip boven Johannesburg en worden, onder het mom van (non)’humanitaire hulp’, door mensen naar de aarde gehaald en ondergebracht in een vluchtelingenkamp. In het kamp steken conflicten en criminaliteit al snel de kop op. Omheiningen en prikkeldraad worden aangebracht, de bewaking wordt verzwaard. De grens tussen vluchtelingenopvang, sloppenwijk en gevangenkamp vervloeit.
In recente Nederlandse toekomstromans als Slaap zacht Johhny Idaho (2015) van Auke Hulst en In alle steden (2017) van Aukelien Weverling wordt tevens nagedacht over de verdeling van privileges en kapitaal, en hoe die bestendigd ligt in de organisatie en structuur van de stad. Overigens is een fascinatie voor cartografie ook in Niemandslandnacht aan te treffen: de bundel opent met een getekend plan van Orb en sluit met die van Grout.
Anders dan een werk als District 9 lijkt het in Niemandslandnacht niet primair te gaan om het fileren van of kritisch reflecteren op de grote ongelijkheid in complexe stedelijke samenlevingen. Bekende tegenstellingen worden juist nog dikker aangezet. Hoe smeriger Grout, hoe glanzender Orb. Hoe weelderiger en wulpser Grout, hoe gepolijster en gemanipuleerder de kristalstad. Esthetisering van de vuiligheid dient met andere woorden vooral een literair doel – overeenkomstig met de blik van Roza die op de kluiten aarde nachtegalen ‘ziet glanzen van geluk’. Hoe hoopvol deze boodschap ook is, soms leidt de neiging het mooie in de vuiligheid te zien tot nogal ongelukkige montages. Bijvoorbeeld wanneer tussen de tentenkampen, uitlaatgassen en golfplaten een weelderige groentekraam opduikt met een grote luifel tegen de zon. De winkel toont ‘Waanzinnig groen, / een doos vol vers geoogste munt’. De kleurige groentekraam in combinatie met het invalide hulpje van de groenteboer die rare liedjes rijmt, lijkt een allusie op de kraam van groenteboer Collignon uit de film Amélie.
Montmartre op de puinhoop van bewoonde vuilnisbelten à la Manila?
Dit soort collages wijzen erop dat de stedelijke setting in Niemandslandnacht slechts een futuristisch – zij het uitermate spectaculair! – decor vormt voor het verhaal van afkomst en verwantschap. Het verhaal van Pili, maar ook van Roza en haar geheime, vurige liefde voor Radu, haar zwangerschap en gedwongen abortus. ‘Ze zullen komen en waarschijnlijk gauw. Heet ik Roza, of heet ik nu Anomalie?’ In Orb wordt voor de vruchtbare vrouw bepaald wie haar man is, ‘Begin en eind van uw betrekking moet u melden’. De bewoners in het vieze Grout blijken uiteindelijk een stuk beter af dan in het perfecte Orb, juist omdat zij de verbeelding de vrije loop mogen laten, verzinsels mogen spinnen, nachtegalen zien en nog kunnen schrijven met de hand, iets wat verboden is in Orb.
Nieuwe verbeeldingen
Niemandslandnacht valt te lezen als een uitbundige lofzang op het durven dromen en onderstreept het belang van verbeelding en fantasie, misschien juist als de wereld om je heen in vele opzichten onooglijk is. Zelfs op afval valt te zaaien en te oogsten. Na lezing moet je even bijkomen. Maar als het sterrenstof is neergedaald vraag je je toch af of er grenzen zijn aan de esthetisering van afval en vuil. Hoe kan een werkelijk nieuwe verbeelding van de stad van de toekomst er uitzien? Is het mogelijk om buiten de dominante beeldvorming van glazen koepels en sloppenwijken te denken, of: hoe breken wij uit Orb-e-Grout?
Literatuur
Annemarie Estor, Niemandslandnacht. Een crime-poem (Amsterdam: Wereldbibliotheek 2018)
Dit stuk verscheen eerder op de site van de OU
[…] Deze column verscheen in het kader van de Poëzieweek 2020 op http://www.ou.nl en op neerlandistiek.nl. […]