Door Everdien Rietstap
‘Wat ik maak, dat ben ik’, zei Harry Mulisch eens. ‘Maken’ was voor hem een breed begrip: ook bij de rest van het uitgeefproces was de schrijver nauw betrokken. Zo redigeerde Mulisch steevast zijn eigen teksten, ontwierp soms zijn eigen omslagen en overlegde intensief met zijn redacteur over de flaptekst. Tien jaar na zijn dood brengen de auteurs in de bundel ‘Wat ik maak, dat ben ik’ de creatie van elf van zijn werken tot leven. Zij hebben hiervoor dankbaar gebruikgemaakt van het archiefmateriaal uit Mulisch’ literaire nalatenschap dat in het bezit is van het Literatuurmuseum en voor dit onderzoek tijdelijk werd ondergebracht in het Allard Pierson.
Hoe creëerde Mulisch zijn non-fictie en fictie? Dat komt aan bod in de bijdragen over Bericht aan de Rattenkoning (1966) en Soep lepelen met een vork: tegen de spellinghervormers (1972); zijn verhalenbundel Oude lucht (1977), en de novellen De pupil (1987) en Het beeld en de klok (1989). Ook belichten de schrijvers in de bundel specifieke vraagstukken: van intertekstualiteit bij het ontstaan van Paralipomena Orphica (1970), het veranderende perspectief in Twee vrouwen (1975) en de inzet van de jij-vertelling in De elementen (1988) tot de poëtica van Mulisch in Wat Poëzie is: een leerdicht (1978), de autoredactie in Voorval (1989) en Mulisch’ betrokkenheid bij het in de markt zetten van zijn roman Siegfried (2001), waarin hij zijn tijd ver vooruit bleek.
De besproken werken worden in context geplaatst door drie Mulisch-kenners, tevens beheerders van zijn literaire nalatenschap. Emeritus hoogleraar Moderne Nederlandse letterkunde en voorzitter van de stichting Vrienden van het Harry Mulisch Huis, prof. dr. Marita Mathijsen, schreef de inleiding voor de bundel waaruit blijkt hoe het interieur van Mulisch’ woonhuis aan de Amsterdamse Leidsekade is weerspiegeld in zijn oeuvre. De interviews met Mulisch’ uitgever bij De Bezige Bij, Robbert Ammerlaan, en recensent en essayist dr. Arnold Heumakers werpen nieuw licht op Mulisch’ schrijverschap: zo leren we dat Mulisch voordat hij van start ging met een nieuw werk altijd een blik wierp in zijn paarse schrift waarin hij zijn eerste verhalen optekende, en dat diagonalen door tekstpassages betekenen dat hij de tekst reserveerde voor hergebruik in een ander werk.
‘Wat ik maak, dat ben ik’: het schrijf- en uitgeefproces van Harry Mulisch is geschreven en samengesteld door twintig masterstudenten van de opleiding Redacteur/editor 2019-2020 van de Universiteit van Amsterdam. Deze masteropleiding bereidt studenten voor op een carrière in het boekenvak. Door het schrijverschap van Harry Mulisch te bestuderen en deze bundel uit te geven, hebben de studenten alle facetten van het schrijf- en uitgeefproces leren kennen.
De bundel biedt een unieke inkijk in het schrijverschap van een van Nederlands grootste naoorlogse schrijvers. Een voorproefje krijgt u op het platform Leest. Dit open wetenschapsplatform over Nederlandse literatuur en cultuur publiceerde de bijdrage ‘Dichter bij de regenboog. De poëtica van Harry Mulisch in Wat poëzie is’ van Bart van Haaster en Thijs Joores.
‘Wat ik maak, dat ben ik’: het schrijf- en uitgeefproces van Harry Mulisch is voor € 15 te koop bij Athenaeum Boekhandel, Spui 14-16 in Amsterdam of via de webshop.
Illustratie: Winonah van den Bosch
Laat een reactie achter