Er gaan in de taalkunde af en toe stemmen op om taal niet als een object te beschouwen, en ook niet als een verzameling kennis die een spreker heeft, maar als iets wat een spreker doet, als een activiteit (of een praktijk).
Taal is in die opvatting veel minder vastomlijnd dan je zou denken als je de traditionele taalbeschouwing ziet met haar grammatica’s en haar woordenschatten. In het leven van alledag op menige plaats in de wereld, zo is de redenering, gebruiken mensen allerlei talen en taalvormen door elkaar, mengen ze naar hartelust, spreken ze straattalen; de westerse neiging om je aan één strenge taalnorm te houden en die te willen vastleggen is niet meer dan een culturele anomalie die een groot deel van de taalwetenschap in haar greep heeft.
Epicentrum
Dat mag allemaal zo zijn, maar we kunnen dan in ieder geval observeren dat in die westerse wereld er voortdurend de neiging is om al die vloeibare vormen wel degelijk te vangen tussen de kaften van een boek.
Zo verscheen onlangs alweer de tweede druk van het Smibanese woordenboek verschenen. Smibanese? In een karakteristiek getoonzet voorwoord legt Ray Fuego als volgt uit waar het om gaat:
De Smib, also known as de Bijlmer of de Bims, is een plek die voorloopt op het gebied van straattaal. Zelf zie ik het als het epicentrum van de multiculturele samenleving. Het Smibanese is op zijn beurt weer iets dat is voortgevloeid uit deze mengelmoes aan culturen. In Amsterdam West daarentegen praten ze bijvoorbeeld al heel anders omdat er daar andere culturen prominenter aanwezig zijn dan de afrocultuur die kenmerkend is voor de Smib.
Niet alleen conventionele taalnormen gaan er onherroepelijk aan in dit boek – uw recensent vindt het eerlijk gezegd wel grappig om na allerlei benauwd geblaas over het oprukkend Engels mensen zo onbekommerd die taal te mixen door hun Nederlands en allerlei andere talen –, maar ook de conventionele logica speelt geen rol meer. De Smib is hét ‘epicentrum’ van de mutliculturele samenleving, maar in West zijn ‘daarentegen’ heel andere culturen aanwezig? Die zijn dus minder ‘epicentraal’?
Woordenboekachtig
Het Smibanese bestaat zelf ook uit een vrolijk anarchistische mengeling van allerlei taalvormen: afkortingen (cassie is ‘casino. Bijv. ‘me hoofd is heet, ik ga me laatste money blowen in cassie’), ouderwets bargoens (leip, ‘iets wat gek is in de overtreffende trap, positief of negatief’), omdraaingen (leig, ‘geil’), Surinaams (kaolo, ‘scheldwoord dat letterlijk vertaald poepgat betekent’). Smibanese 2.0 is een aanstekelijke bron van onbekommerd taalplezier.
Meestal wordt overigens, jammer genoeg, helemaal niet uitgelegd wat de oorsprong van individuele woorden is. Wel wordt steeds de woordsoort genoemd en een benadering van de uitspraak in standaardspelling, maar dat lijkt me vooral de bedoeling te hebben om Smibanese 2.0 zo woordenboekachtig mogelijk te maken. Verder volstaat een uitleg van de betekenis en wat voorbeelden.
Kaften
Smibanese 2.0 wil een woordenboek zijn, en het wil het tegelijkertijd niet zijn. Het toont de conventies van het genre en schendt ze tegelijkertijd. Zo is het boek ook achterstevoren afgedrukt, zonder dat op een voor de hand liggende plaats wordt uitgelegd waarom (vermoedelijk omdat omkeringen zoals leig een kernmerk zijn), en staat op de achterkant (die je normaliter als de voorkant zou zien) een tekst in handschrift (ik geef nu even niet het feit weer dat hoofd- en kleine letters daar vrijelijk afwisselen):
Van de uitgever moesten we iets met het woord ‘straattaal’ doen omdat Smibanese velen niets zou zeggen en ja, dit boekje moeten we sellen uiteindelij, dus bij dezen: dit boek is het Smibanese Woordenboek, maar het is ook een documentatie van straattaal, anno nu. Duidelijk? En dit is de achterkant by the way. Dit boek leest achterstevoren, nek je die? Mocht dit exemplaar niet van jou zijn, buy het! Right now.
Die tekst is afgezien van alweer een klein beetje Engels natuurlijk juist ook heel erg standaardtalig (‘bij dezen’, en dan gespeld volgens de Woordenlijst). Het is een parodie op een woordenboek voor een taal die zogenaamd niet in een woordenboek past, maar dan gemaakt door sprekers van die taal die wel degelijk weten hoe een woordenboek in elkaar zit.
Dat is misschien het lot van een straattaal in een goed opgeleide samenleving: ze wil wel anarchistisch zijn en niet vast te leggen, ze is ook vast af en toe een activiteit. Maar onherroepelijk eindigt ze toch tussen de kaften van een boek.
Soortkill. Smibanese woordenboek 2.0. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Pluim, 2019. Bestelinformatie bij de uitgever.
DirkJan zegt
Als het gaat om straattaal en zeker over het nu besproken Smibanees uit de Amsterdamse Bijlmer, hoor je doorgaans allochtone jongeren. Grappig vind ik ook de gemengde accenten van witte jongeren. Nu ben ik een import-Amsterdammer en heb ik wel een zwak voor het Mokums en alle varianten daarvan ontwikkeld. Hier een mooi voorbeeld van de witte rapper Freddie Tratlehner beker bekend als Vjèze Fur van de Jeugd van Tegenwoordig, Hij is nu achter in de dertig en groeide op in Amsterdam-Noord. Zijn jeugdvriend was de Surinaamse raooer Willie Wartaal, ook van de Jeugd van Tegenwoordig. Kan je wel horen. Hier een kort interview met Vjèze Fur.