Door Siemon Reker
Een goede bekende van me vertelde laatst dat ze zoveel fouten ziet in rouwadvertenties. Ik let daar te weinig op ook al ben ik ze wel tegengekomen in m’n speurtocht door familieberichten. Misschien staan ze minder in grotere regionale dagbladen waar ik vooral naar keek dan in uitgaven die een kleiner gebied bestrijken.
Bovendien is er een simpele reden voor de mogelijkheid dat de frequentie van fouten tegenwoordig toeneemt. Immers, vroeger moest je je advertentie afgeven aan de balie van de krant en daar werd er nog eens naar gekeken. Nu kan iemand (vooral de groep van nabestaanden) zo’n tekst online samenstellen en doorgeven. Controle is minder vanzelfsprekend aanwezig dan vroeger. Ook kan knip-en-plak bij het opstellen van een advertentietekst ongemerkt uitglijden bevorderen.
Tekstuele fouten vinden we vooral in het begin van de advertentie. Ik vind het makkelijk om zo’n familiebericht in vier parten onder te verdelen volgens het letterwoord ACOP:
A een Algemene tekst, eventueel een motto
C het Concrete feit waarover bericht wordt, het overlijden van persoon X
O de Ondertekenaars (meestal meervoud) volgen daarna
P afrondend Praktische zaken zoals een adres, informatie over een plechtigheid
In de vorige aflevering bleek dat dat laatste, praktische stuk vooral Nederlandstalig is (afdeling P) in die gebieden waar streektaal in een familiebericht gewoon is. Fouten vinden we dus juist vooraan, in de afdeling A. Afgezien van spelling (“we zijn ontroert”) of een enkelvoud-meervoudkwestie (“Moge goede herinneringen het grote verlies verzachten”) betreft het de syntactische kwestie waar een bepaling precies naar verwijst:
- Na een periode van afnemende gezondheid is door de Heere uit ons midden weggenomen (…)
Volgens de gangbare interpretatie heeft de afnemende gezondheid hier betrekking op de Heere, terwijl de bedoeling van degenen die de tekst plaatsten evident betrekking gehad heeft op de overledene. Hetzelfde misverstand is er bij de verwijzing in de volgende zin:
- Na een leven lang kennis, wijsheid en humor te hebben geschonken, moeten wij tot ons verdriet mededelen, dat… Ook hier is het de overledene degene van wie iets beweerd wordt, grammaticaal heeft het schenken van kennis wijsheid en humor betrekking op het onderwerp, in dit geval wij (die tot ons verdriet moeten meedelen enz.).
Ook onderaan een familiebericht is soms iets genoteerd waar vanuit talig perspectief een vraagtekentje past. In het Zuiden staat geregeld een laatste toevoeging als afsluiting van de afdeling P van praktische opmerkingen:
- Zij die geen rouwkaart mochten ontvangen, kunnen …
- Zij die geen kennisgeving mochten ontvangen gelieve …
Mogen heeft allerlei bijzonderheden en dat maakt het wat lastig. De bedoeling is duidelijk: ‘mochten er mensen zijn die’. Maar niet mogen ontvangen wijst op een verbod en dat wekt in deze context een vreemde indruk en al helemaal als dat aansluitend gevolgd wordt door een hartelijke invitatie om desondanks toch te komen.
In de afdeling P duikt soms de Latijnse afkorting D.V. op in de buurt van de concrete feiten van plaats, datum en tijdstip van de afscheidsbijeenkomst. Huis-aan-huisbladen op de Veluwe geven er nog het geregeldst voorbeelden van. Via het gebruik van D.V. wordt in protestants-christelijke kring een voorbehoud aan de tekst gegeven: let wel, lezer, wíj nemen ons voor, maar wij zijn maar mensen die leven in de afhankelijkheid van een hogere macht. Bijzonder is dat D.V. ‘zo God wil’ in de meeste gevallen geplaatst staat voor de datum en niet voor het tijdstip of de locatie waar de uitvaart zal plaats hebben. Het lijkt er dus op dat dat uitdrukkelijke voorbehoud alleen op dat ene facet betrekking zou hebben. Quod non.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Zij die geen rouwkaart mochten ontvangen, … De bedoeling zal inderdaad wel zijn “Mochten er mensen zijn die…’ maar ik moet ook denken aan een formulering als ‘Helaas mocht ik geen rouwkaart ontvangen, maar ik zou toch wel graag…’ Dat kan niet op jouw manier geparafraseerd worden.
M. Helder zegt
Sterker nog, ik denk niet dat de bedoeling is ‘mochten er mensen zijn die …’- dat zou immers als mogelijkheid opperen wat een evident feit is: uiteraard zijn er mensen die geen kaart hebben ontvangen.
‘Ik mocht … kaart/brief/reactie ontvangen’ is (zie bv. Google) een niet heel ongebruikelijke formulering (enigszins tot mijn verbazing vermeldt Van Dale dit gebruik van ‘mogen’ niet). Via ‘helaas mocht ik geen rouwkaart ontvangen’ komt men dan gemakkelijk op ‘zij die geen rouwkaart mochten ontvangen’. Ik vermoed dat dit ‘mogen ‘behoort tot de categorie ‘verzachtend’ c.q. ‘bescheiden’ taalgebruik zoals dat lange tijd gebruikelijk was in correspondentie (geachte, uw dienstwillige dienaar, enz.)
Mient Adema zegt
Er staat nogal wat betekenisaspecten in Van Dale bij “mogen” Om er een paar te noemen die je zo te binnen schieten: kunnen, toegestaan zijn en in de gelukkige omstandigheid verkeren, met daarnaast de conditionele draai bij de verleden tijd van mogen aan het begin van de zin.
Wanneer we ons beperken tot de hier bedoelde tekst van een rouwkaart, dan denk ik dat de betreffende zinsnede het oog heeft op hen die weliswaar de overledene gekend hebben, maar die door welke oorzaak dan ook niet in de gelukkige omstandigheid zijn komen te verkeren dat ze de bekendmaking daarvan ook feitelijk ontvingen. Die willen de verzenders ervan natuurlijk ook graag ter wille zijn. Het zullen de mensen zijn die de advertentie lezen bij andere bekenden of familie en zich afvragen waarom zij vergeten zijn.
Ik meen (met de schrijver) dat hier alleen die voorwaardelijke variant aan de orde is. Natuurlijk zijn er mensen die de kaart niet hebben gehad, maar zo’n kaart stuur je alleen aan hen die daarvoor in aanmerking komen. De beperking zit al ingebouwd in het proces. Het geeft zelfs een gevoel van saamhorigheid: wij, achtergeblevenen, willen de overledene allemaal graag de laatste eer geven.
“Helaas mocht ik geen rouwkaart ontvangen” mag misschien een goede zin zijn met de betekenis “ik was helaas niet in de gelukkige omstandigheid de rouwkaart te krijgen”, maar zeg je dat ook van een ander? Moeten de verzenders uitmaken of dat een voorrecht is of zegt de betrokkene dat zelf? Het laatste, zou ik zeggen.
De voorbeelden met “na een periode van afnemende gezondheid” (bijwoordelijke tijdsbepaling) en “na een leven lang…te hebben geschonken” (heet dat niet een beknopte bijzin?) vind ik niet helemaal vergelijkbaar. Het laatste lijkt me zonder meer fout (geen overeenstemming tussen de onderwerpen), terwijl het eerste niet echt fout is, maar verwarrend: je plaatst zo’n bepaling het liefst waar ze echt thuishoort.
Mient Adema zegt
sorry, staat = staan bij begin.
M. Helder zegt
Het gaat mij er niet om waarom ‘zij die geen rouwkaart mochten ontvangen’ fout is, maar om de vraag wat de schrijver met deze formulering wil uitdrukken en hoe hij/zij ertoe komt dat op deze manier te doen. En dan denk ik dus dat schr. niet ‘mochten er mensen zijn die..’ in het achterhoofd had, maar ‘ik mocht geen rouwkaart ontvangen’; schr. ziet dat als een passende, ‘beleefde’ formulering en gebruikt die daarom ook als ‘verzender’.
Het ’ter verzachting’ toevoegen van woorden gebeurt veel; de laatste jaren zie je bv. ‘helaas’ en ‘misschien’ in dit opzicht oprukken.
Mient Adema zegt
Ja en nee. 🙂
Je hebt de schrijver van de kaart en de schrijver van dit stuk. De laatste is ondubbelzinnig en zegt “de bedoeling is duidelijk” en geeft de conditionele betekenis aan. U zegt, ja, maar wat de achterliggende gedachte bij de verzenders van de kaart is geweest kan heel goed een andere zijn geweest. Dat klopt bij nader inzien. Ik vind het dan alleen wat koddig dat ze in dat geval hun eigen “fout” (een paar mensen vergeten bij zo’n toch wel belangrijke gebeurtenis) proberen goed te praten met een soort compensatie hiervoor: de aangeschrevenen hebben de mazzel gehad in kennis te worden gesteld, maar u viel uit de boot. Zij vielen uit de boot, huh?? En dat is dan de reden dat ik aan de eerstgenoemde bedoeling de voorkeur geef; die voelt het waarschijnlijkst aan. We zouden het de mensen die de tekst hebben gemaakt moeten vragen. Later natuurlijk, als hun hoofd ernaar staat.
Ronald V. zegt
Overigens, ik herinner me dat de heer Heldring omstreeks 1990 in het NRCH een maandelijks verschijnende taalrubriek verzorgde en hierin onder meer allerlei taalfouten signaleerde in rouwadvertenties. Misschien ontleende de bekende van de heer Reker hieraan zijn dan wel haar inspiratie om op de taal in dergelijke advertenties te letten. Zijn anno 2020 de taalfouten in rouwadvertenties soortgelijk als die anno 1990? Of zijn er modes in taalfouten? En is de taal in de rouwadvertenties ooit onderwerp geweest van een groter taalkundig onderzoek?