De Multatulileescursus (78)
– Dat boekje van Marie Anderson is een studie in vriendschap!
– Vind je? Een boekje waarin ze hem in 1901, dus bijna vijftien jaar na zijn dood, neerzet als een soort Harvey Weinstein van de negentiende eeuw? Waarin de ene na de andere vrouw door hem ’tot vrouw wordt gemaakt’? Een studie in vriendschap?
– Nu ja, ze zegt zelf dat ze al die zaken naar voren wil brengen omdat een eerlijk beeld nodig is. Dat is toch een nobel doel, en heel terecht?
– Ja, ze probeert inderdaad een evenwichtig beeld van hem te geven. En voor het evenwicht was het, tegenover al die mateloze bewonderaars, nodig ook de minder prettige eigenschappen van de man aan de orde te stellen:
Er is wel haast geen karakter-eigenschappen, geen deugd of ondeugd, die hij niet eenigermate bezat of waardoor hij, om zoo te zeggen, niet eenigermate was bezeten. Dit weten zij, die hem lang en in verschillende omstandigheden gekend hebben, te goed. Vandaar botsingen, in- en uitwendig, met zichzelf en anderen. Dezelfde mensch, die zoo onbillijk en bitter kon zijn, zoo heftig en hatelijk, kon zoo liefelijk en rechtwaardig, zoo zacht en medelijdend wezen; hij die zoo eenvoudig, nederig, kinderlijk, oprecht, openhartig, edelaardig, verheven, ja, groot kon zijn, was soms, om nietigheden of gewichtiger zaken, zoo belachelijk, erbarmelijk, klein.
– Ja, dat is allemaal leuk en aardig, maar het boekje zag, zoals Willem Frederik Hermans het ooit noemde, wel het ‘slaapkamerlicht’ bij C. Daniëls, “uitgever van zulke studies die onze vaderen met de tong deden klakken, als Wetenschap op sexueel Gebied, Liefdezuster Augustine gewijd en uitgebannen, Halve Maagden, Een gedwongen Huwelijk en Onanie.”
– Ja, en op Delpher vond ik een advertentie waarin die uitgever snoeft dat er binnen een paar weken al drie drukken werden gelegd. Het boek ging kennelijk als zoete broodjes over de toonbank.
– Hij haalt dan ook met instemming aan dat er ‘schandaalverwekkende bizonderheden’ in staan.
– Ja, het tijdschrift Den Gulden Winckel schreef daarover:
Mij dunkt, dat het eenigermate op den weg van een tijdschrift voor boekenvrienden ligt, afkeurend te wijzen op eene dergelijke ontaarding van den boekhandel, waartegen argelooze lezers gewoonlijk slecht gewapend zijn.
– Maar zegt dat alles uiteindelijk niet meer over de uitgever?
– En over het feit dat Anderson haar boek ergens anders niet kon onderbrengen?
– Of toch over het feit dat ze dingen schreef als:
Ziehier een vroegere liefde, half uit medelijden begonnen. In de Passage te Keulen kwam hij eens een huilend meisje tegen, en vroeg, waarom zij weende. Zij antwoordde, wegens slechte behandeling in zeker huis, en dat ze weggeloopen. D. nam haar natuurlijk mee naar Mimi. Dat ,,h…tje” (zooals hij zei) heette Minchen, en hij vond haar wel aardig Ze ,,zong zoo lief”. Eerst zong ze voor hem, en later… och, ze hadden met hun drieën maar één bed. Doch men kan zich behelpen, en Dekker representeerde, om het zoo uit te drukken, het rijk van het midden, dat Mimi met ,,Minchen” te deelen had.
– Hoe dat alles ook zij, ik heb het gevoel dat Anderson wel degelijk oprecht was. Ze hield ondanks alles van haar vriend, dat is duidelijk. Ze wilde dat ondanks alles duidelijk maken.
– Maar waarom?
– Moeten wij, bewonderaars…
– … speak for your self!
– … bewonderaars, of zelfs alleen maar lezers, ons ook geen rekenschap geven van dit soort kwesties? Waarom geldt voor Woody Allen wel wat voor Douwes Dekker niet zou gelden?
– Volgende week dan toch eindelijk de biografie van Van der Meulen, mensen?
Wouter Steenbeek zegt
De vergelijking met Weinstein en Allen lijkt te ontsporen, omdat die twee van ongewenste intimiteiten worden verdacht. In deze bespreking zie ik alleen ongepaste intimiteiten, zonder aanwijzing dat de vrouw in kwestie er niet mee instemde. Natuurlijk weet ik niet wat er allemaal nog meer in dat boekje staat.
Het doet me trouwens denken aan een ander dilemma. Als je schrijft over het privéleven van levende of onlangs overleden beroemdheden, roepen mensen vaak in koor: “Story!” M.a.w.: het privéleven hoort in roddelbladen thuis en is niet de taak van wetenschappers en critici. Maar in biografieën van historische persoonlijkheden worden die vragen open en bloot (haha) gesteld. Iedere biograaf van Clara Schumann of Johannes Brahms stelt zich tegenwoordig de vraag: hebben die twee nou geneukt of niet? En niemand die dat irrelevant vindt. Ja natuurlijk, de beestachtigheden van een kunstenaar zijn uiteindelijk irrelevant voor de waarde van zijn werk (denk aan Wagner). Maar een beschrijving van zijn leven is altijd een beschrijving van zijn… leven.
Ik zit met dit soort vragen omdat ik momenteel een onderzoek naar Stockhausen doe. Niet dat ik een biografie ga schrijven, maar onderweg kom ik vaak genoeg tot vragen als “wat was er tussen hem en weer een jonge vrouw met wie hij korte tijd veel contact had” of “wat is er tussen hem en dat-en-dat familielid gebeurd waardoor ze ruzie kregen”. Het punt is ook dat de stichting die zijn nalatenschap beheert alles wil vertellen, zolang het maar over zijn werk gaat en niet over zijn persoon. Misschien is dat het hele verhaal wel: zolang er nog nabestaanden leven, worden kritische biografen tegengewerkt.
Marc van Oostendorp zegt
Iedere vergelijking gaat natuurlijk in dit geval mank. In het geval van Multatuli is natuurlijk de vraag of die verhoudingen, naar de huidige maatstaven, altijd inderdaad gebeurden met wederzijdse instemming. We weten niet hoe die vrouwen er zelf op zouden terugkijken, zeker niet als ze hadden kunnen rekenen op het luisterend oor dat ze nu (soms) wel en toen zeker niet zou zijn gegund. Ik denk dat dit eigenlijk al voor Stockhausen geldt, omdat de maatschappelijke sfeer op dit punt in een paar jaar tijd enorm is veranderd, en feitelijk al veranderd is.
Dat tweede dilemma doet zich zeker voor, met de aantekening dat uitgerekend over de privé-handel en -wandel van Multatuli ook al tijdens diens leven in het openbaar werd gediscussieerd – niet met alle details uit Andersons boek, maar bijvoorbeeld wel over de vraag of hij zijn vrouw wel goed behandelde.